#1 | #2 | IFFR#33 | #3 | #4 | #5 | #6 Munchen | #7 | #8 | #9 | #10 The Interviews | #11 | #12 Berlin | #13 Dresden | #14 | #15 | #16 Copenhagen | #17 IFFR | #18 Riga | #19 Conceptual Art | #20 The Swiss Issue | #21 Aktie! | #22 Rotterdam Art Map 1.0 | #23 Bruxelles | #24 Maasvlakte 2 | #25 Douala | #26 Rotterdam Art Map 2.0 | #27 Tbilisi | #28 Budget Cuts NL | #29 Italian Issue | #Side by Side | #30 Rotterdam Art Map 3.0 | #31 It’s Playtime | #32 Rennes Free Edition | #33 Rotterdam Art Map 4.0 | #34 Arnhem Art Map | #35 Existentialism | #36 Pascal Gielen | #37 The Swiss Issue revisited | #38 What Life Could Be | #39 The Void | #40 Over ziek zijn/On Being Ill | #41 Side by Side (2020-2021) | #42 Shelter for Daydreams | Colofon

^Rob Hamelijnck
Fucking Good Art verschijnt onregelmatig in gedrukte editie, maar is altijd te lezen op: www.fuckinggoodart.nl
FGA wordt door ons als hand-out verspreid, maar is ook gratis verkrijgbaar bij boekhandel Van Gennep, Wormwinkel in Rotterdam, en Artimo A-Z in Amsterdam.


Participathologie
Open Wereld Dag? Rotterdam, 24 april 2004, Boijmans van Beuningen. Statements en gesprekken over participatie in de kunst. Is kijken alleen niet meer genoeg?

Arm publiek. Je zal maar worden overgeleverd aan de grillen van de hedendaagse kunst. Nergens ben je meer veilig. Op straat, in de tram, bij de C1000, en zelfs in je eigen huis loop je het risico het slachtoffer te worden van een kunstenaar die je in zijn kunstwerk wil betrekken. Publieksparticipatie heet dat. Ooit beschikte de kunstenaar over eigen reservaten, maar vandaag heeft hij zijn jachtterrein uitgebreid naar zelfs de meest intieme zones van ons bestaan. Op 24 april 2004 organiseerde Museum Boijmans Van Beuningen de Open Wereld Dag?, een symposium in het kader van de tentoonstelling We Are The World ­ Editie Rotterdam. De tentoonstelling betrof een remix van de Nederlandse inzending voor de Biënnale van Venetië in 2003. Op de keuze van curator Rein Wolfs viel weinig af te dingen: Carlos Amorales, Alicia Framis, Meschac Gaba, Jeanne van Heeswijk en Erik van Lieshout. Over de kwaliteit van hun werk kan natuurlijk worden gedebatteerd, maar dit kwintet biedt weldegelijk inzicht in de wijze waarop hedendaagse kunst in Nederland wordt beoefend. Hoe verschillend hun werk ook is, het verlangen naar publieksparticipatie vormt een gemeenschappelijke drijfveer. De Open Wereld Dag? in Boijmans Van Beuningen beoogde een ‘dynamisch programma van gesprekken, films, anekdotes en discussies over participatie in de kunst’ ­ een programma over kunst als middel tot maatschappelijke verandering’. De dynamiek was echter ver te zoeken. Heren in bankjes werden ondervraagd door heren achter tafeltjes. Anekdotes werden verward met slaapverwekkende exercities door de jaren zestig en zeventig. Discussies beperkten zich tot haarkloverij over welke figuren de Rotterdamse kunst op de lokale en interlokale kaart hadden gezet. Het publiek mocht stoeltjes warm houden, periodiek naar de koffiecorner schuifelen, en genieten van haar eigen aanwezigheid temidden van zoveel moois. Het publiek kwam er slecht vanaf. Niet het publiek in de zaal, maar het publiek als noodzakelijk voorvoegsel van het fenomeen publieksparticipatie. Terwijl de samenleving al lang afscheid heeft genomen van de abstracte categorie ‘het publiek, delibereerden de experts onverdroten voort over deze niet bestaande diersoort. Goed, onder de even abstracte dromen van socialisme, communisme en fascisme konden het volk, het proletariaat, de bewoners en de Rotterdammers tot grote hoogtes worden gestuwd. Maar sinds het publiek uiteen is gevallen in ontelbare publieken, subculturen, minoriteiten en levensstijlen riekt ieder appèl aan het publiek’ naar kwader trouw. In zo’n optiek dient het publiek nog louter als een snelle instant rechtvaardiging van kunstwerken. Het gemak waarmee menig kunstenaar en curator de term ‘het publiek’ in zijn mond neemt, verraadt niet alleen zijn minachting voor datzelfde publiek, maar tevens zijn zinsbegoocheling door zijn eigen creatie. Want publieke kunst, zegt kunstenaar Olu Oguibe, is onverenigbaar met de egotistische proclamaties van de kunstenaar. Nu is er helemaal niets mis met een autonome kunstenaar die zijn publiek minacht en zijn resultaat in een museum openbaart. Maar een publieke kunstenaar die weigert een publiek voor zijn kunstwerk te ontwerpen, met andere woorden, een kunstenaar die weigert zich te verhouden tot een specifiek segment van het publieke domein, kan geen maatschappelijk statement van betekenis maken. Criticus Mohammed Benzakour legt het zo uit: ‘Publieke kunst heeft een ontvanger nodig. Maar als deze het aangebodene niet wil ontvangen, wat dan? Dan krijg je een terrorisme van de openbare ruimte’. In het slotdebat gaf louter Erik van Lieshout zich op een even intuïtieve als ontwapenende wijze rekenschap van de verhouding tussen zijn kunst en specifieke publieken: ‘Ik ben helemaal gek van hiphop en als ik er voor ga dan duik er helemaal in. Zo ook met die Turken. Ik leef tussen hen, raak erdoor gefascineerd en spring er dan bovenop. Bam!’. Engagement ­ waarnaar veel publieke kunstenaars naar eigen zeggen streven ­ is een eenvoudig gegeven. Het betekent letterlijk verplichting of verpanding. Je verplicht jezelf tot iets, je verpandt jezelf al dan niet tijdelijk aan deze of gene maatschappelijke of culturele groep. Engagement is nooit abstract of algemeen; engagement is onverenigbaar met het publiek. Publieksparticipatie, zo leerden we op de Open Wereld Dag?, gaat weliswaar gebukt onder goede bedoelingen, maar resulteert nauwelijks in geëngageerde kunst. De grote uitdaging ligt in een republicatie van de kunst: het ontwerpen van een publiek voor je kunst of het vinden van een ontvanger voor je kunst. Alleen op die wijze geeft kunst op een eigen wijze uitdrukking aan publiek domein en aan publieke opinie. Bam!

^Siebe Thissen
www.siebethissen.net

Tracy Metz vraagt zich af
Museumnacht uitverkocht! Cultural Clubbing in Rotterdam, 37 musea/galeries open op 1 maart. Tienduizend mensen kochten een passe-partout.

Musea en culturele instellingen worden gedwongen meer bezoekers te trekken sinds de overheid snijdt in haar financiele bijdrage. De Museumnacht is een van de initiatieven om meer mensen het museum in te lokken. Tracy Metz vraagt zich in haar boek Pret! (NAi Uitgevers, 2002) af: ‘Is de Museumn8 behalve een vrolijke avond, ook daadwerkelijk een bruggehoofd naar een nieuw publiek?’ Of heeft het event het (...) gewonnen van de inhoud? Om 20.30 betreed ik Museum Boijmans Van Beuningen. Een ferme beat trekt me naar de oudbouw. Twee dj’s en een aromajockey heten me welkom. Het ruikt er. De volgende beat trekt mijn aandacht. In het museumrestaurant heeft WOW&NOW een podium opgesteld. Mr. Ted komt met een achttal meisjes uit de kelder gekropen. De meisjes zijn in een slipje, geschminkt, en dragen helmen die jockeys tijdens paardenrennen op hun hoofd hebben. Ze lijken op elkaar. Ik bekijk de tentoonstelling van Shonibare die in eerste oogopslag bijna ‘ouderwets museaal’ aanvoelt.
In TENT. waan ik me in een buurthuis in 70-er jaren. De uitstalling van het collectief WORM herinnert aan de pedagogische modellen van een anti-autoritaire opvoeding. In Witte de With is niets feestelijks aan de hand. Of het moet het kitscherige werk van Ulrike Ottinger zijn dat met een epileptische grijns de moraal van de tentoonstelling News from Tehran 1. relativeert (Voor wie het nog niet wist: wij lijden te weinig in Europa.).
In het Nederlands Fotomuseum zie ik een infantiele tentoonstelling. Gaat in Nederland eindelijk de ziekelijke, overgesubsidieerde agrarische sector op de schop, moet ik met weemoed (‘Gemengd bedrijf’) terugzien op boeren & buitenlui. De speciaal ingehuurde vormgevers van de tentoonstelling (Verkerk & Makkink) hebben een slijmerig laagje nostalgie (schommels! houten schuurtjes!!) rondom de toch al weinig sterke werken geborduurd. Misselijk verlaat ik de tentoonstelling.
In het Museumpark loop ik tegen de geprojecteerde kop van Henk Oosterling aan. De lokale radio- en tv stations presenteren zich op ferme projectieschermen. Aan de ingang van de Kunsthal staat een rij van dertig meter. Die laat ik aan me voorbijgaan. In het NAi val ik met mijn neus in de boter want de trampolineshow begint. Intelligent concept zeg ik tegen een voorbijganger: trampoline en architectuur. Het is 22.30 uur. Ik ben benieuwd hoe ver WOW! is gevorderd.
Mr. T. bedient zelf de knoppen. Het decor bestaat uit een aantal uitvergrote muziekinstrumenten (hij zal toch niet aan Claes Oldenburg hebben gedacht?) en een videowand. Een slipje kronkelt het lichaam tegen een uitvergrote microfoon. Een ander meisje heeft de hele avond twee enorme kartonnen drumstokken in haar handjes en kan daarom de maat niet houden. Andere meisjes plukken suggestief aan de snaren van drie opgestelde gigantische gitaren. De kleine, natte illusie waar WOW! de jongens en meisjes alle weekeinden mee zoet houdt, transformeert in het kunstlicht van het museum in goedkoop baudeville. Ik kom tot rust in de Remonstrantenkerk.
Als laatste bezoek ik om 00.30 uur V2. Er zijn weinig bezoekers. Met een kleine groep spelen we het spel ‘Las Familias’. Het is mooi en met humor ontworpen. Voor het eerst die avond lach ik. Het recept van de Museumnacht is eenvoudig: bars & beats. In feite geven instituten tijdens de Museumnacht de horeca ruim podium. That’s all. Soms doen ze er iets cultureels uit-de-marge bij.
Musea en culturele instellingen moeten alle avonden open. Museumnachten moeten meerdere keren per jaar georganiseerd worden. Eigentijdse kunst is van de wereld en de wereld moet je gastvrij ontvangen. Geen infantiel gedoe met trampolines, schommels en schuurtjes aub. Dat doorzien we. Geen entreegelden tijdens de Museumnacht. En ja, tijdens de Museumnacht wint het event het van de inhoud. Daar is het een gebeurtenis voor.

^QS Serafijn

Pauzewandelingen #3
Na de opening van de nieuwbouw van Boijmans kon ik mijn vertrouwde parcours door de zalen van het oude gebouw hervatten. Ik liep aan het donkere gat direct na de entrée voorbij en nam de trap naar de collectie. Tot ik met een kunstenaar sprak, die zich beklaagde over de nieuwe ruimte. Hij noemde het een kelder. Op mijn laatste ommetje door Boijmans heb ik de uitbreiding maar eens goed op me in laten werken, het is goed om kunstenaars serieus te nemen. Dat is een les die men van Chris Dercon kan leren, al moest zijn discours het vaak zonder kunstenaars stellen in Rotterdam. Ik herinner me nog goed hoe boos hij daarover was tijdens de debatten op de Documenta. En dat komt misschien ook wel omdat wij de kunstliefhebbers niet naar kunstenaars luisteren. Men verlaat de straat en betreedt de hof, men verlaat de hof en betreedt de hal, men verlaat de hal en staat in het donker. In het duister staan we oog in oog met het digitale archief en bewonderen we de aandrang van menig bezoeker om de digitale machine, het geheugen van de collectie te besturen. Uit hun toewijding maak ik op dat er een nieuwe museum flaneur ontstaat. Ik kuier door de zalen en gangen, zij bewegen zich door de hersenpan. Op deze plek werden vroeger in het schemerduister moderne en oude tekeningen getoond. Hier voelde Boijmans als een jong museum aan. Het was geen volwassen zaal. En de vier zalen die de donkere zaal omgaven waren eigenlijk gangen. Mooi van licht ­ dat wel ­ en bovendien een geweldige opmaat tot het wonder van de Bovenzaal. Nu zou je het digitale archief de Onderzaal kunnen noemen. Licht en donker, uitwendig en inwendig, hemel en hel. In de richting van de voormalige entrée gaat het duister waarin het archief oplicht als juwelen in een juwelierszaak over in een vaal grijs- oranje licht van een kunstenaar die design als zijn materiaal beschouwt en er kunst van maakt. Onder de installatie van de designlampen staat een leestafel voor kennisoverdracht en het gebogen staal van R.Serra is niet meer zo dominant als vroeger. Kwamen we vroeger bij een ruime etalage uit, en weer wat later bij de kassa als we de Waxing Arches passeerden, nu betreden we de nieuwbouw. Door het onbewerkte beton en de buitenlampen en leidingen aan het plafond, waan je je in een aanbouw aan de achterzijde of ­ inderdaad ­ een kelder. Je staat raar te kijken als je door de ramen de Mathenesserlaan ziet (tegenwoordig Museumpark). Maar eenmaal gewend aan deze nieuwe ruimtelijke onbevattelijkheid, waar Boijmans zo rijk aan is en waarin kunst zoveel beter tot zijn recht komt dan in ideale musea, viel mij de educatief-relativerende waarde van deze ruimte op. De beelden van J.Beuys en B.Naumann ­ in de Bovenzaal epicentra van energie en verlichting ­ blijken in de Onderzaal weg te kwijnen. De curatoren van Boijmans tonen hier de zwakte van de dikke Bertha’s van de collectie aan; ze kunnen niet zonder Bovenlicht. Nu we het toch over vergankelijkheid hebben, is hier de volgende anekdote op zijn plaats. Een kennis van mij, voor zijn overlijden een fervent museumflaneur, beklaagde zich bij meneer Beeren over de sculptuur van Beuys. Hij hield van Duitsland en de Duitse kunst, maar niet van Duitse Sjamanen. Wetende dat hij niet teveel over Beuys’ opvattingen aan de Boijmansvriend kwijt kon, zei meneer Beeren neutraal: ‘Ik moet toch tonen wat er vandaag de dag door de kunstenaars gemaakt wordt?’ ‘Ja…tonen, maar niet kopen!’ Elke keer als ik uit het luidsprekertje behorende bij de sculptuur de kunstenaarsuitspraak ‘Brechen wir den Scheiss ab’ hoor, klinkt in mijn hoofd dit adagium van wijlen de Rotterdamse koopman.

^Jan Vermeijden

Motel Mozaïque
16-18 april 2004, Rotterdamse Schouwburg, Nighttown, Tent.. Een 3-daags festival met vooral muziek, maar ook performances en beeldende kunst.

Ik weet niets van moderne pop, nauwelijks van klassiek, weet misschien iets van beeldende kunst. Natuurlijk ben ik in mijn jeugd wel naar bandjes en festivals gegaan, maar dat was toch vooral om te drinken, blowen en zoenen. Thuis draai ik radio 5 en televisie, dan kan ik zelf wat doen, muziek neemt je zo in beslag. Live wil ik juist in beslag genomen worden.Ik hou van piep knor; atonaal en zonder verhaal. Omdat deze muziek niet gemakkelijk associeert, maakt het mijn hersenen los, en in die vrijheid krijgen gedachten nieuwe ruimte. Met tonale of verhalende muziek komt de mening zo snel los, als je iets begrijpt ga je er ook over oordelen. En juist het gemis aan mening kan zo prettig zijn. Zo was ik bij de Mattheus Passion, die was mager, behalve de evangelist, die de perfecte afstandelijke betrokkenheid had van een verslaggever-ter- plaatse. Zo vertelde hij van Jezus, die zich liet balsemen door een vrouw. ‘Omstanders,’ zong hij, ‘riepen: Waarom al die goede waar aan deze man verspillen?’ (Ik was het er mee eens’) ‘Geef het aan de armen.’ Jezus gaf als antwoord: ‘Maar zij krijgt de eeuwigheid en jullie niet.’ (Is ook wat voor te zeggen). Je kan op verschillende manieren naar muziek luisteren. Muziek gaat vaak, anders dan beeldende kunst, in je lijf zitten, en hoe lekkerder in het lijf, des te beter de muziek. Maar ook kan je luisteren zoals je naar kunst kijkt: Wat is dit, waar gaat het over? Je doet moeite om je te verplaatsen, eerst schuurt en wringt het, dan pas klikt het. Muziek verschuift zich dan naar het hoofd, pas met de klik gaat het weer naar het lichaam terug. Dat laatste is meer mijn ding. (Ik versier ook liever zelf dan dat ik word versierd). Bij Motel Mozaïque zijn alle bovenstaande ervaringen te vinden. Bezoekers van het festival zijn lieve (blanke) jongeren, niet hip, niet onhip. Nieuw is dat ze Xi drinken, en dat als je ’t goed vindt, je er een t-shirt van koopt. Was ik jong, ik zou me er thuis voelen, hoewel oud voelt het ook goed. Zowel bij Lars Hornveth als Lambchop als Hooverphonic (die was het ergst) zijn er de ingehuurde strijkers, gadver, bah. Waarom? Opdat de muziek beklijven zal? Het is kitsch. Pop maak je als band samen. Pop heeft André Rieu niet nodig, integendeel. Anders is dat bij de IJslandse Múm. ook met een grote bezetting, maar alle instrumentalisten zijn onderdeel van de band. Het zangeresje is een verwarde Kate Bush, die ook nog haar stem is kwijtgeraakt. Ze is ijl, en de muziek speelt op dit geluid in, ijl zijn wordt het concept. Poni is ook IJslands, van hen zie ik een performance. Het podium bestaat een een wit afgetaped vlak, de band speelt hierbinnen en hierbuiten. Het monitor geluid (de boxen op het podium) zijn, afhankelijk van de afstand, ook het zaalgeluid. De krijsende knappe hysterica (is haar rol) lijkt sprekend op Ellen ten Damme, waarvan ik ook nooit zeker ben van wel of niet. Maar de heftigheid van het geheel, het muziek en anti-muziek zijn maakt wel indruk. Nederlands, nee zelfs Rotterdams, is Drillem, een 2-koppige band. Elektro, zang, keyboards en visuals zijn een geheel. Hoe kan het dat bij een zo strak vormgegeven band, de weliswaar, goede zangeres/bassiste een uitgelubberd pyamahemd aanheeft, met beestjes erop genaaid, een Marca flodder eronder, wat een rokje voorstelt, en om die stevige beentjes Bristol bergschoenen. Style dat dan ook! Ik schaam me wel voor m’n ergernis, maar haar mede bandlid, die zich wel, net als muziek, strak en doordacht gekleed heeft, schaamt zich ook. Dj Trasher is ook Rotterdams, keiharde drum’n’bass, het voelt alsof je bijna opstijgt, net niet, maar dan toch weer bijna wel, is super. Uit Amerika zie ik de Youngblood Brass Band, alle genres door elkaar muziek met heel veel koper, heftig met humor, goed hoor, en Animal Collective, volgens het gidsje electronische post rock, ik ken al die termen niet, maar die zanger is een slim beest, onbegrijpelijk, maar dan toch weer een aap, mooi hoor. Ook uit de U.S.A. Black Dice die, weer volgens het boekje, soundscapes maakt. Bij deze ‘band’ luister je zoals je naar kunst kijkt (zie boven), je doet wat, maar dan heb je ook wat.

^Marieke van der Lippe

Jongensdromen
9 April, Zaal de Unie Rotterdam. Hommage aan Jean Rouch. Georganiseerd door Rob Hamelijnck en Martin v.d. Oever. Te zien waren: Rouch en zijn Camera, Ciné-Mafia, De Bende van Rouch, Madame l'eau.

Als klein jongetje droomde ik dat ik, als ik op mezelf ging wonen, Amerika ging kopen en dat ik daar met de indianen en de beren zou gaan wonen. Toen ik wat ouder was en me realiseerde dat dit een onhaalbaar plan was, nam ik me voor de muziek in te gaan en met optredens over de wereld te reizen. Hier zit ik nu in Ilmenau, midden in een tour die hierna verdergaat in Spanje, vlakbij het huis waar Goethe woonde toen hij nog minister van Mijnbouw was. Ik ben net terug van een wandeling door het Thüringerwoud en begrijp nu waar Goethe zijn inspiratie voor Über allen Gipfeln ist Ruh vandaan haalde. Onlangs was ik in Zaal de Unie waar twee films draaiden. De bende van Rouch, de making of Madame L’eau, en daarna de film van Rouch zelf (Madame l’eau). Ik was gekomen omdat de vader van een vriend (Dirk Nijland) mij destijds vertelde dat hij bezig was met ‘the making of.’ Ze gingen onder andere in Afrika draaien en het had iets met windmolens in Nederland te maken. Dit klonk als een jongensdroom. Ik zat nog op de middelbare school. De film gaat over drie Nigerianen; Talou, Lam, en Damoure. Het jaar is erg droog geweest en de oogsten zijn mislukt. Jean Rouch komt op het idee om naar Nederland te gaan en de windmolens te bekijken. Dan kunnen ze zien hoe het werkt en er zelf een maken. Ze boeken een vlucht voor vier personen, want de ezel moet ook mee. Jean Rouch heeft zeker 25 jaar met deze drie mannen gewerkt. De film heeft het voorkomen van een documentaire, maar de drie mannen zijn zulke stripfiguren, dat het eerder iets van een speelfilm wegheeft. In the making of zie je hoe ze met elkaar werken. Per dag worden de scenes met elkaar uitgewerkt en gefilmd. De windmolens zijn een goede aanleiding om een nieuw avontuur te beleven. De voorstelling van Hotel Modern waarmee ik nu reis heet 'De grote oorlog'. In feite is het ook een documentaire. We maken onder andere gebruik van brieven die een soldaat in WO1 geschreven heeft en van interviews met soldaten. De voorstelling heeft de vorm van een live animatiefilm. Het beeld wordt live gemaakt, gefilmd, geprojecteerd en van een soundtrack voorzien. Bomen zijn peterselie, het geluid van paardehoeven kokosnoten. Eigenlijk gaat deze voorstelling minder over de grote oorlog dan over de kracht van de verbeelding. De verhalen zijn onvoorstelbaar, maar je weet dat ze echt gebeurd zijn. Je vergeet dat je naar een animatie zit te kijken. Atarnajuat is de eerste grote film die door inuit gemaakt en gespeeld is. Toen de film Atarnajuat uitkwam ben ik onmiddelijk gaan kijken. Het is een verhaal dat alle inuit kennen en dat ooit echt gebeurd is. In die zin is het een documentaire over iets dat zich lang geleden heeft voorgedaan en mondeling overgeleverd is. Toch doet de film zich voor als speelfilm. Het verhaal is dan ook zo bewerkt dat het als speelfilm te verfilmen was. Als we deze drie films vergelijken valt het volgende op: Jean Rouch begon als amateur-ethnoloog. Hij wilde zijn observaties niet wetenschappelijk beschrijven, maar verfilmen. Door de oplossing van een praktisch probleem als het ware in scene te zetten en in documentaire stijl te verfilmen vertelt hij iets over de werkelijkheid. Hotel Modern wilde een veranderend landschap live voor het voetlicht brengen. Maar hoe dit te verwezenlijken? Herman Helle vondt de oplossing in de eerste wereldoorlog. Zonder doorlopende verhaallijn wordt toch iets verteld over deze periode uit de geschiedenis. De inuit uit Igloolik wilden een speelfilm maken en gebruikten een legende om iets van de historie en gebruiken van de inuit door te geven. De film vertelt iets over hoe de werkelijkheid ooit was. Alle drie gebruiken ze daarbij de verbeelding. Voor mij is het tijd om een nieuwe droom te verwezenlijken. Ik wil naar de noordelijkst levende indianen gaan, op zoek naar mijn versie van Über allen Gipfeln ist Ruh. Wat is het dat mij zo aantrekt in dit barre landschap vlak onder de magnetische noordpool? Ver van verkeerslichten? Waar windmolens worden gebruikt om stroom op te wekken? Is dat omdat ik geloof dat verhalen als die van de Mad trapper of Rat River hier nog voorstelbaar zijn? Ik zal jullie het verhaal vertellen: Over de Mad trapper of Rat River wordt verteld dat hij een voormalig gangster uit Chicago was. Hij was vertrokken naar Aklavalik in het uiterste noord-oosten van Canada. Hij vermoorde daar jagers om hun gouden tanden uit te rukken. Op weg naar het noorden kocht hij in Fort McPherson voor een kapitaal aan wapens en ammunitie. In Aklavalik bouwde hij een onderkomen dat meer weghad van een fort. Toen een staatsbeamte aankwam om te onderzoeken wat daar allemaal gebeurde, werd deze onmiddelijk neergeschoten. Een groep van zeven man werd op het fort afgestuurd met geweren en handen vol dynamiet. Na een belegering van 15 uur moesten ook deze zeven zich terugtrekken. De Mad Drifter vluchtte en schoot onderweg een Mountie neer. Hij kreeg het voor elkaar om 40 dagen in de barre kou in leven te blijven. Uiteindelijk werd hij gevonden en neergeschoten bij Eagle Creek. Omsingeld door 17 man en gevolgd door een met bommen geladen vliegtuig. Tot op de dag van vandaag weet niemand wie hij werkelijk was en waar hij vandaan kwam. Dit alles gebeurde in 1931. Wat zou die Mad Trappertoch voor jongesdromen gehad hebben.

^Arthur Sauer
www.gameoflife.nl

DE PLAYER in Chicago
May 10 2004, Version>04 -festival

Als expatriate Nederlander in de Verenigde Staten zijn er een hoop dingen die je mist: Koninginnedag, het meerpartijenstelsel, gevulde eieren en een goedgeslepen broccolistronkje in de anus. Godzijdank waren de laatste twee aanwezig tijdens de acties en presentaties van DE PLAYER op het "Version>04 InvisibleNetworks" festival hier in Chicago. Het broccolistronkje in de anus was onderdeel van een serie films (o.a. van Joep van Liefland) die de Player vertoonde in Buddy in Wicker Park. Peter Fengler was zeer bekwaam in het modereren van een discussie over de vloeistof die uiteindelijk uit de anus glibberde. Hij posteerde moedig dat het satésaus was (You know, from when you are having de Bami). Iemand uit het publiek met een Brits accent opperde Hershey's Chocolate Syrup als alternatief. Chicago's Postglobal Rock band Xianggang Delight agreed all the way and played their set accordingly. Tempted by the possibility of more broccoli stalks in the nether regions we headed South to Pilsen for the Friday night portion of events at the Bruner and Bay Friendly Fire Exhibition. What this evening lacked in anal penetration it more than made up for in performance and general gezellig-ness. While we missed some earlier performances we did manage to view Holland in miniature through the magic of video projection as Peter registered a bike. Down the stairs and through the giant cardboard windmill Danielle Lemaire performed music poetically, Jan van den Dobbelsteen played thrift store 45's, and some very nice people served up cocktail weiners and gevulde eieren. Outside another nice person took our Polaroid and sent it over the Dan Ryan Expressway via a yellow balloon. We (poetically) never saw it develop.

^Kathy Keeley & Thom van der Doef

VIP-Video-lounge
Rotterdam 26 February - 1 March 2004. Lectures, Screenings and Artist presentations by SMART Project Space, A'dam.

12 euros entrance fee is possibly too much for people like us who are interested in the subject. I was lucky to get a press card for Fucking Good Art. Why not relocate to a venue where people can get free access and Smart project space still gets the advantage of publicity of the Art Fair. People who come to visit the Art Fair are not interested in this intellectual stuff anyway.
VIP Lounge. Saterday 28th Februari. Artists' initiatives.
Organized by MAMA and Stability Mobility. A panel discussion chaired by Ken Pratt (London). Panel-members: Jemima Brown (UK), Boris v Berkum/ MAMA, Bettina Carl Capri (Berlin), Alberto de Stefano Futura (Prague), Thomas Peutz /Smart project Space, Lisette Smits /Casco Projects, and Arno van Roosmalen /CBK-Tent.. Forum Discussion about the role of artist initiatives in nurturing excellence in contemporary art. There are thirty people to listen to a discussion about who is responsible for supporting and nurturing the emerging artist. What?!! Almost everybody is irritated. Is it about love for art, or is it about ego? I thought artist-initiative had nobler aims. Artists should only initiate an artist-run-space when they feel the need, they should make some fun (nurture themselves) for 1 or 2 years at the most and get out before it becomes a job. That's my opinion. After twenty years of initiatives we are at the same level of respect as the institutes. They even started to copy the model! If curators like to claim the credits for discovering a hot artist, let them. Don’t ignore them, invite them!

^RH
www.capri-berlin.de
www.futuraprojekt.com

Wil de Wit in gesprek met Dwight Marica
No 2 in een serie gesprekken tussen Wil de Wit en Rotterdamse kunstenaars.

  D: Ik kwam in 1993 bij jou wonen in Delfshaven, een ghetto, Het was een vuurdoop.
WdW: Wat was jou reactie op die eerste confrontatie met mij? D: Ik dacht dat ik bij jou op mijn plek zou zijn. In een betere verhouding tussen allochtonen en autochtonen, maar ik kwam in een ghetto, als neger tussen alleen maar negers, niet alleen Surinamers maar van alles: afrikanen, antillianen, kaapverdianen. Dus ik kwam voor mijn gevoel in een nog slechtere positie terecht dan waar ik vandaan kwam. Daar was ik een eenling, een van de weinigen. Ik was op mijn gemak daar. Hier werd het probleem alleen maar uitvergroot.
WdW: Het probleem van anders zijn? D: Ja van anders zijn maar nu in een groep, eerst was je in je eentje anders, nu als hele wijk.
WdW: En wat heb je met je frustratie gedaan? D: Het heeft me niet weggejaagd. Het ging er bij mij om dat ik een soort verwachting had van jou, van als ik eenmaal bij jou ben dan ben ik een stap dichterbij mijn idee van harmonie mijn visie op hoe ik jou wil zien in een betere verhoudingen tussen mensen. Maar omdat ik in Delfshaven kwam wonen kwam ik gewoon in een nieuw probleem te zitten waar je mee om moet leren gaan anders kon ik beter gaan.
WdW: Dus ik was niet zo mooi en goed voor je als je had verwacht? D: Nee helemaal niet d’r was te weinig geregeld, te weinig rekening gehouden met al die verschillende achtergronden.
WdW: Ben je je tegen mij gaan verzetten? Wat heeft die ervaring bij jou teweeggebracht? D: Ik heb mijn verwachtingen bij wijze van spreken 100 jaar uitgesteld. Als een soort oplossing.
WdW: Denkend aan je volgende leven? D: Niet aan mijn volgende leven maar aan het verlengde van mijn leven. Aan de kleinkinderen van mijn jongste zoon, dat zij, als ze geluk hebben in een betere verhouding terecht komen. Voor mijzelf gedacht is binnen mijn leven wat ik wil zien eigenlijk niet te bereiken.
WdW: Dan heb je dat ideaal van hoe je wil wonen leven op een plek losgelaten omdat je het niet gerealiseerd zou zien bij mij. Is er iets veranderd in het beeld dat jij van mij hebt en de manier waarop je met me om wilt gaan? D: Er is iets veranderd, het is reëler geworden. Minder vanuit een droom de realiteit willen zien, gewoon willen zien zoals die op je afkomt. In principe daar inspiratie uit halen heel letterlijk.
WdW: Op welke manier put je dan inspiratie uit mij? D: Ten eerste het aanpassen van mij visie, dat 100 jaar uitstellen dat gebruik ik nog steeds maar dan in mijn kunst. Het is meer een streven geworden om met het onderzoek, dus wel de vorm van harmonie, eenheid, samenhang, te vinden. Ik wil laten zien, dat die er wel is. Ik heb het gevoel dat in deze realiteit in Rotterdam het nog te vroeg is. Dus moet ik wel van tevoren allemaal dingen laten zien, wakker maken, kennis laten maken met die eenheidsvorm.
WdW: Vind je mij dan onder ontwikkeld? Hoe zie je dan mijn ontwikkeling vanaf de jaren 50? Ik vind jou houding wel wat hebben want dat betekent dat jij een actieve rol inneemt in wie je bij mij bent. D: Het is heel moeilijk om jou als af te zien omdat ik nog zoveel gebreken signaleer. Je houdt geen rekening met de verschillende achtergronden van de mensen die bij jou willen zijn. Als men bij jou komt wonen dan gaat men vanzelf een bepaalde weg lopen die gekoppeld is aan hun achtergrond, die weg is onzichtbaar doch dwingend, je ziet dat iedereen naar z’n eigen plekkie gaat. Alleen het consumeren brengt iedereen bij elkaar, dat is gezamenlijk.
WdW: Ik ben toch zeker niet dominant? Maar je lijkt dat wel te vinden. Hoe zou er dan meer ruimte ... heb je voorbeelden van kanten van mij waar je wel die ruimte vindt? D: Er zijn wel plekken, dan heb ik het over plekken die bijvoorbeeld zijn leeggehaald en in de toekomst weer ontwikkeld worden maar waar nu ruimte is voor experiment en spel met ruimte, de zogenaamde ongeprogrammeerde zone’s. Daar heb je het gevoel van kijk nou jongens, het is leeg, we kunnen daar opnieuw gaan bouwen maar met de inzichten van, laten we zeggen vanaf de jaren 50 want zo lang zijn we al bezig. Met die inzichten kunnen we jou nu opnieuw ontwikkelen zodat we dichterbij het genieten kunnen komen, zodat we van jou kunnen genieten.
WdW: Mis je bij mij ruimte om te genieten? D: Ik mis ruimte waar ik me niet lichtelijk aan irriteer.
WdW: Wat geeft je dan wel een goed gevoel bij mij? D: De gedachte aan harmonie is bijna een voorwaarde geworden voor mij. Het heeft ook te maken met kijken naar hoe het nu gaat en wat ik dus niet wil en dat bijna als regel stellen.
WdW: Wat wil je niet? D: Ik wil dus niet dat we onszelf allemaal opsluiten in hokjes. Ik heb meer het gevoel in mijn leven bij jou en alle anderen die ook een relatie met jou hebben dat we met elkaar en door elkaar moeten leven, dat zou je moeten doortrekken , zo lang mogelijk. Dan, wanneer je gaat slapen, dat is het moment dat je zegt, nou is het genoeg, dan trek je je terug maar tot dat moment vind ik het interessant om juist de hele tijd met anderen te zijn.
WdW: Gebeurt dat genoeg bij Cucosa? Kunnen de anderen dat ook? D: Je kan het niet de hele tijd, ik ook niet, er zijn momenten dat je je terug moet kunnen trekken en dat je niet deelneemt aan het gebeuren je in je eigen gedachten bent en je niet stoort aan anderen. Het blijft ook wel een beetje een soort testen. De begin gedachte was: ik heb een atelier nodig en er zijn heel weinig panden waar je kan werken als kunstenaar dus als ik een plek ga zoeken dan zoek ik niet een plek waar ik in mijn eentje in pas maar nog 100 mensen in kunnen. Dat is een basisgedachten van die harmonie ­ de behoefte die ik heb die leeft misschien wel bij 1000 anderen. De voorwaarden van Cucosa zijn gebaseerd op het delen van de ruimte, heel simpel gedacht maar wel de minimale voorwaarden om naast elkaar dingen te kunnen doen.
WdW: En iedereen gaat daarin mee? D: Nou nee, want dat is het nou juist, ik merk op die manier ook dat het niet aan mij is om daar achteraan te gaan: dit is harmonie. We zitten met z'n allen in die situatie en daar kunnen heel veel dingen ontstaan die we later kunnen gebruiken.
WdW: Heeft die situatie daar jou gevoel, positie, plek als kunstenaar beïnvloed? D: Het heeft me juist de plek gegeven. Het streven 100 jaar, maar dan moet ik wel in die 100 jaar die ik heb iets gebeuren. Die 100 jaar zijn concreter geworden. Ik zal nu meer moeten bijdragen dan ik eigenlijk had verwacht. Dat streven heb ik in mijn leven moeten houden en dat is de plek die ik mijzelf bij jou heb gegeven en wat me ook bij jou houdt.
WdW: Dus je blijft bij me? D: Ja, ik heb gewoon het gevoel van hier en nu, dat is het eerste wat ik zie en dat moet je als eerste proberen te verwerken.
WdW: Kan je je voorstellen dat je dat loslaat en dat je bij me weggaat? D: Dat streven is gekoppeld aan jou maar als ik bijvoorbeeld naar iemand anders zou gaan, ik ben bang dat ik dan hetzelfde zou herkennen, dan zou ik van relatie kunnen blijven wisselen en alleen maar weggaan van het probleem dat ik overall tegenkom.
WdW: Denk je dat je bij een ander die dingen als eerste zou zien waar je nu mee bezig bent omdat je gewend bent daarnaar te kijken. Zou je dan dezelfde relatie hebben? D: Waarschijnlijk wel.
WdW: Dus die relatie staat eigenlijk los van mijn persoon? D: Dat kan niet. Ik zie het als een soort verwachting die niet waargemaakt kan worden sowieso niet. Doordat ik van plek zou veranderen zou ik al die input, alles wat ik heb gekregen, niet kunnen gebruiken. Ik denk dat ik het beste hier kan gebruiken omdat hier dat gevoel helemaal is ontstaan, mislukt, weer opgebouwd. Daarom ligt het puur voor mij hier bij jou en dat ik bij jou een aantal stappen moet gaan zetten om jou te helpen en daardoor mijzelf te helpen.
WdW: Dan ben je dus heel betrokken bij mij. Je deelt jou relatie met mij natuurlijk ook met anderen en die hebben allemaal hun ideeën over mij en sommigen zijn veel directer in de manier waarop zij mij willen zien en veranderen. Manieren die zich wel afsteken tegen die van jou. Hoe ervaar je dat: mensen die anders met mij om gaan dan jij? D: Ik denk dat jij super flexibel bent. Dat jij je in principe zelfs kan laten misbruiken zelfs door mensen waar je een heel directe relatie mee hebt. Ik denk dat mensen die directe relatie niet voelen, dat die misschien meer in het hoofd zit, in het denken.
WdW: Als je die directe relatie niet voelt maar wel dingen met mij doet, wat heeft dat voor gevolgen? D: Zoals jij bestuurd wordt. Mensen die zichzelf een eed hebben gezworen goed met jou om te gaan maar als je ziet hoe zij van gedachten en richting kunnen veranderen, daar kan ik niet meer bij. Daar wil ik me dus ook niet meer aan storen Jij kan heel veel misbruik hebben en dat maakt jou langdurig en heel sterk. Maar af en toe ook heel naïef ja, maar uiteindelijk zal jij overleven.
WdW: Dan vind je dus dat ik slecht bestuurd wordt. D: Men blijft vaak te lang zitten en op het moment dat er vervanging kom dan is het beleid eigenlijk al bekend want dan moet je gewoon gaan doen wat je voorgangers niet deden. Als je dat dan gaan doen dan wordt je weer snel afgezet en dan krijgen de oude ideeën weer de overhand. Het is een soort roulatiespel van iedereen mag het effe proberen. Omdat ik juist denk jij kan niet kapot kan zullen mensen de hele tijd misbruik blijkven maken van hun relatie. Testen en experimenteren.
WdW: Dan gaat men wel op een heel losse manier met mij om, hebben ze dan geen idee over hoe ik moet zijn? D: Ik denk dat er nog geen gedeeld idee is.
WdW: Zie je in mij wel het potentieel van een volledige persoonlijkheid? D: Ik kan naar jou kijken en van jou genieten maar dan moet ik eigenlijk naar boven gaan kijken en dan moet ik over de mensen heen kijken, dan kan ik jou zien. Er zijn veel mensen die ervoor zorgen dat je er beter uit gaat zien, moderner wordt, aantrekkelijker.
WdW: Kan je daar een voorbeeld van geven? D: Dat zie ik puur in het bedrijfsleven.
WdW: En het culturele leven dan, daar sta je dichterbij?. D: Ik zie dat en beetje als het verlengde. Het bedrijfsleven gaat over in het consumeren en het consumeren gaat over in cultuur Als je een wandeling zou maken ga je eerst even langs de banken dan ga je je boodschappen doen en dan ga je in het park zitten of je gaat een galerie binnen of wat muziek luisteren. De bedrijven zorgenwel voor een groot gedeelte voor hoe je eruit ziet maar die staan bijna los van de verantwoordelijkheid voor jou, die zijn er meer voor de behoefte van jou. De economische ontwikkeling blijft stralen ook al gaat het slecht met d sociale ontwikkeling die wordt alleen maar gruiziger en schraler. Qua economische ontwikkeling heb je en uitstraling er gebeurt van alles. Als ze aan de ene kant iets af is dan zijn ze aan de andere kant al weer bezig met iets anders. Op gebieden die niet sociaal liggen ben je goed bezig en ben je misschien al een paar keer af geweest.
WdW: Jij zegt dat je vanuit het consumeren het culturele inwandelt. Dat is een meniar van naar cultuur kijken waarvan ik me niet voor kan stellen dat dat jou manier is waarop je cultuur ziet, het is wel een manier waarop cultuur deel van mij uitmaakt. D: Precies, dus dan moet ik het al bijna dubbel zien, ik weet hoe ik het voor mijzelf ervaar maar ik wil het zien hoe jij het aan personen voorschotelt.
WdW: En die manier doet me wel goed dus? D: Ja ik denk dat het culturele gedeelte goed wordt gepresenteerd. Het heeft wel vaak en hoog gehalte cultuurshoppen.
WdW: Heb jij een idee over wat goed voor mij is? D: Dat mensen die een relatie met jou hebben eerlijk zijn. Eerlijk lijkt een makkelijk woord maar is eigenlijk een heel moeilijk woord.
WdW: Is dit eerlijk? Wil wijst naar het programmaboekje van de Museumnacht. D: Eerlijk zie ik gekoppeld aan het erkennen van behoeftes waar onherroepelijk wat uit onstaat. Museumnacht, ik weet niet of daar een behoefte aan is maar het wordt wel aangeboden. Dan heb ik al mijn twijfels erbij. Het heeft jou naam of gebruiken ze alleen jou naam? Ik geloof dus meer in de behoefte van jou en dat we daarmee bezig zijn dan dat we weer een aanbod creëren waarvan we misschien denken dat het interessant is.
WdW: Hoe zou men mijn behoeftes kunnen lezen? D: Door eerlijk sociaal betrokken te zijn. Ik denk dat dat niet genoeg gebeurt omdat er niet echt een gezamenlijk beeld is en dat speelt een rol.
WdW: Zou mijn veeleisendheid mensen misschien afschrikken? Omdat ik me te kwetsbaar opstel? D: Jij geeft mensen de keuze eerlijk te zijn of niet. Eigenlijk zou er geen keuze moeten zijn.
WdW: Dus ik geef mensen de keuze...omdat ik zo flexible ben? D: Er zijn dus weinig mensen die voor jou kunnen denken of oordelen.
WdW: Alhoewel jij dat dus wel doet. D: Ja, dat is ook een voorwaarde van eerlijkheid en betrokkenheid waarmee we jou kunnen helpen, er voor jou kunnen zijn. Als er meer personen zijn die die betrokkenheid kunnen delen dan heb je waarschijnlijk en serieuzer gesprek over jou en over hoe we kunnen luisteren naar jou behoeften en niet naar de behoeften van het aanbod, dat wat nu te veel losstaat van de betrokkenheid.
WdW: Wat heb ik dan nodig, wat is mijn behoefte? D: Er zijn al genoeg plekken en momenten waarop we massaal bij elkaar komen maar we koppelen dat niet aan iets sociaals, of een behoefte of iets dat uitgepraat moet worden Sociale activiteiten genoeg maar die staan los van dingen die opgelost moeten worden van dingen waar we aan moeten werken.
WdW: Is de museumnacht dan afleiding? D: Precies, een soort afleiding.
WdW: Wie zouden die taak moeten vervullen, dat ingaan op de behoefte? D: Non profit instellingen, die zijn volgens mij ook ontstaan vanuit die letterlijke behoefte. Bestuurders gaan rekenen op die instellingen om op die behoeftes in te spelen. Dat wat die stichtingen doen dat is een voorbode van hoe het moet gaan straks.
WdW: We staan voor de toren van Babel, een beroemd kunstwerk in het Boijmans. Zou de Babylonische spraakverwarring als een metafoor kunnen dienen voor mijn interne situatie? D: Moet je nagaan, Nederlanders spreken toch minstens twee talen, daar zou iets beters uit voort kunnen komen? En er is een soort natuurlijke concurrentie in het anders denken, daar sta ik dus met mijn harmonisch ideaal bijna letterlijk tegenover.
WdW: Betrap jij jezelf er wel een op dat jij dat ook doet dat geforceerd anders denken? D: Ja, jazeker. Het is voor mij ook moeilijk om vaker stil te staan bij mezelf en wat je zegt. Dat gebeurt omdat je uitgaat van je eigen betrokkenheid en van een soort bevlogenheid en je niet alles kan overzien.
WdW: Kan j je een discussie herinneren met iemand over mij? D: Dat was een discussie over allochtonen. Ik merk dat ik ondanks alle inspanningen die ik doe te beperkt en eigenwijs overkom , het is heel plat maar ondanks dat ik en veel allochtonen bezig zijn goed Nederlands te spreken en studeren en hier onze toekomst zien, niet worden geaccepteerd. We worden niet als even bruikbaar gezien.
WdW: Merk je dat ook in de manier waarop mensen als kunstenaar met je omgaan? D: Ja, heel erg zelfs. Ik denk dan alsjeblieft zeg, ik weet meer van Nederland dan een autochtone Nederlander. Jij zou ook wel wat interesse in mij kunnen tonen, onze relatie gaat al een paar 100 jaar terug!
WdW: Wat vindt jij van de manier waarop bijvoorbeeld het Wereld Museum omgaat met de aandacht voor kunst van allochtone Nederlanders? D: Ik denk dat dat best en voorbeeld is. Alleen waarom moet dan weer die scheiding gemaakt worden tussen wereldkunst en jijzelf, alsof jij niet bij de wereld hoort.
WdW: Ik hoop wel dat mensen mij als volledig kunnen ervaren, als een volledige entiteit met een herkenbaar gezicht. D: Dat is een super droom. Ik zie jou dromen als behoeftes. Een goede manier van dromen is bijvoorbeeld een wereld carnaval, niet alleen Caribisch maar met z’n allen een moment waarop je alles tegelijk ziet.
WdW: Je bent beeldhouwer. Laat je je door mij inspireren? D: Jij houdt me met mijn benen op de grond want ik heb mijn werk, ik ben niet de werkelijkheid aan het ontvluchten. In jou werkelijkheid ben ik met mijn werkelijkheid bezig. De reacties die jij bij mij oproept vertaal ik in mijn wereld naar hoe ik de werkelijkheid wil zien. Ik heb jou beelden nodig om mijn wereld te kunnen bouwen. Die twee werkelijkheden spiegelen zich aan elkaar, ze versterken elkaar en maken vergelijking mogelijk. De mogelijkheden die ik creëer zijn alleen nog maar om te bekijken, ze zijn visueel, nog niet reëel.
WdW: Wat ben je nu aan het maken? D: Ik ben letterlijk afval aan het verwerken. De beelden hebben meestal menselijke verhoudingen. Ik bekijk hoe ik in afval collage’s de willekeurigheid de ruimte kan geven in de manier waarop ik dingen aan elkaar verbindt om uiteindelijk toch tot op zichzelfstaande beelden te komen.

Creative Commons License
This work by Fucking Good Art and collaborating artists and writers
is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License.
Based on a work at www.fuckinggoodart.nl.


Creative Commons License
This work by Fucking Good Art and collaborating artists and writers
is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License.
Based on a work at www.fuckinggoodart.nl.

^


Directeur Fonds BKVB Lex ter Braak op Art Rotterdam

A vintage circa 1981
necklace consisting of beads and buttons, from a distance giving the impression I’m wearing a dog collar.

Late February,
I help Mirta Demare with her booth at Art Rotterdam, I show an assemblage and a collage with her, meet one of her other artists Cathrin Boer, who shows photography and a sculpture. Meet and greet ever cheerful Adriaan van der Have. Have to leave for Paris, therefore I miss the fair’s opening, since one of the girls who were modeling for me there last year, got harassed by the fair’s director, I feel much better off on Thalys.
Premier Vision etc., at night we see the ScissorSisters perform at a small Parisian nightclub, for me as antidote against a spoiled show of them I saw at Paradiso recently as it was trampled over by a student crowd. Jake is wearing an eye-patch. By the time we reach the after-party at nightclub Twins guitarist Del Marquis is already heading out with two Parisian pranksters, luckily he whizzes us past the queue outside (good timing). Inside Paddy Boom & Ana Mantronic spin oldskool hip hop, metal and Bee Gees, chic crowd, clean fun.

March,
A week of early spring in New York, not a leaf on the trees yet but sunbathing in T-shirts. I visit for Artists Talk on Art concerning Ray Johnson entitled Tender Prankster. Staying with William S.Wilson in his Chelsea Brownstone. William was one of Ray’s faithful correspondents and since Ray’s death in 1995 his most faithful collector and archivist. There are beautiful Peter Hujar portraits of William’s wife Ann and of his mother May Wilson who, in her sixties in the seventies decided to become an artist, moved into the Chelsea Hotel and hosted the burgeoning New York art-scene of the time. William shows us a Robert Indiana assemblage which says ’30’ given to him by Robert on his 30th birthday. In a Chelsea Gallery where Tender Prankster is staged we meet Billy Name, he decorated Andy Warhol’s first Factory silver and took many of the famous pictures of early Factory, now a bearded, very articulate man who has come down to NYC from Poughkeepsie with an entourage in a hippy-van. In fact him and Michael Findlay are the ones who keep the panel discussion on Ray Johnson sharp.
Later that week the adorable Venezuelan graphic designer of bountiful talent Oscar Henriquez who has just finished Cooper Union, Gerard Forde who is over from London, and me, go and listen to Justin Bond of Kiki and Herb fame. Justin has put together a charming nightclub show ‘uncorked’. Accompanied by a quartet he sings lots of dark classics while downing a bottle or two of Champagne. A line from a Leonard Cohen song he covers: ‘and all that driving around’ haunts me on most cab-rides the following weeks.
Meanwhile there are commercial art-choices at the Armory Show and curated art-choices at the Whitney Biennial. At the Whitney I love a very classical room where David Hockney, Elisabeth Peyton and Jack Pierson are combined. Jim Hodges’ work makes me wonder why Erik Hanson isn’t included and Dike Blair’s work is concentrated as ever. There is messy installation art which looks like Chicks on Speed window dressing to me, the New Yorker and the New York Times rave, Kusama’s fairy tale space is awesome, they could have ordered Gaspard Yurkiev’s Kusama T-shirts in bulk for the museum shop... Catherine Opie’s pictures here make me visit her solo show at Gorney Bravin + Lee where she is showing a bigger grouping of photographs of ‘the surf in waiting’ and a series of portraits of surfers all ages and genders.
Dinner at Florent; Florent Morellet’s restaurant (son of François Morellet) in the now completely transformed meat packing district where hardly any meat is being packed these days, by now the restaurant has gone back to its original 24h on 24h diner function, just like more than a decade ago when it was working-girls, club-kids and truck-drivers conviviality. Florent is there himself and so are Popstar Paul Alexander of the Ones, Fashion designer Robert Funk and Art historian Gerard Forde, ‘Twenty Ones’ Oscar + Heinrich join us later to go to nightclub the Slide. Lip sync.performances here; somehow New York is lagging behind London these days. Battleship-like-oldskool-trannies parade around like they’re the untouchables here, while London has moved on to the bastard-bearded-boy-in-heels. Wonderful exception at the Slide is Bunny; a big big guy sporting a moustachio and a blue camouflage-patterned Bunny suit, silly ears etc., he is said to have Bunny suits in all colours...and àlways as a Bunny...we like persistence. Boy George (he comes in Bunny size too nowadays...) is there and so are eighties artist Kenny Scharff and Popstar JoJo Americo, it’s all a bit 41-meets-21-night but who cares....a Marc Jacobs’ coat gets stolen in the confusion and resurfaces later. Added value to New York clubbing is a constant in and out of club onto street or into courtyard for smoking-sessions and/or stark neon light effects, this certainly gives interesting options and vantage points often lacking in clubland before. Williamsburg seems to have lost it’s draw, safe for Spencer’s night. With Rogue, even ‘inventor’ of electroclash Larry Tee and his host du jour Tobell von Cartier have relocated to the East Village.
After checking Bas Bremer’s latest meticulous inkdrawings on photographs at Roebling Hall’s SoHo annex, and a quick glance at Rem Koolhaas’ Prada Flagship because my company is unfamiliar with it’s interior, next door at the New Museum see early John Waters movies, ‘Eat your make-up’, ‘Hag in a black leather jacket’ featuring a slim Divine.
The weather shifts back from spring to 10 inches of snow,
I love it. I go see my friend Tony Feher and the Tokion office which has recently opened up across from his studio on Clinton Street (Tokion is a Japanese/ American style-magazine and my favorite of it’s kind at the moment) Later we go for dinner at a new gentrification-last-phase-Brasserie there on the lower east-side where supposedly it is impossible to get a table at short notice except when one pops in for late shift on a weekday like us. Run into Brian Kish there who is a dealer specialized in furniture designed by Italian architects from the forties and fifties.
An errand for a friend from London; returning some editions and the profits from sales to Cary S. Leibowitz a.k.a.Candyass, an artist who these days makes a living working for Christie’s. So this guy doesn’t know who I am and as I bring him the dollars and his works at his work address he gives me some Fedex-person-treatment, well anyhow I am doing my friend from London a favour. This Candyass posed as ‘Asshole Jewish Gay Loser Person’ for years as his art so maybe it’s all about that still, but in reverse since he has a job now, or plain bad manners. Well the man was cheerfully dressed. It might not have been bespoke Oswald Boateng but at least it was clashing colours.
I relocate from Chelsea to the upper west-side to stay at the Park Royal (next door to the Dakota) where my friend Robert Funk currently shares his big rambling apartment with Berlin boy Heinrich who is in New York working on the development of a vaccine for Hepatitis-C at the Rockefeller University Laboratories across the park on the upper east-side. It’s all about science suddenly since I walk across a gorgeously snow covered Central Park to have dinner with composer Paul de Jong and Anna, his Portuguese girlfriend who is doing research in those same Rockefeller University Laboratories into deeper meanings and effects of smell on human behavior.
Back in Rotterdam,
dinner again with Paul de Jong plus a roguishly seductive German musician with whom in the meanwhile he has been on a tour of experimental gigs in Germany and Belgium. The next day we listen to the Rotterdam Philharmonic and soloists perform John Adams’ opera ‘The Death of Klinghofer’ at Nieuwe Luxor, at Witte de With
a show opens from Jasper Conran’s Design Museum in London on Alison and Peter Smithson. Documentation and a text on post war housing they did in the East End of London, delighted as it happens to describe Gareth’s flat where I had cocktails last December (FGA #2) A Belgian artist also showing at Witte de With thinks it’s clever to have styrofoam models carved of the Twin Towers and show them accompanied by a pretentious statement, how sad. Well, whatever... Witte de With center has a transparent lift, so one can elegantly zip from the top floor straight out of there while still getting a view of a drinking opening-crowd in the foyer on one’s way down.
Before I am off to Paris again photographer Ari Versluis and I find time to go eat pizza’s together, a trendy pizza-place, someone whom I always think is the painter Erik van Lieshout is quite funny, getting up from his table all the time to give his dinner-date shoulder massages.
In Paris Cristophe Chemin stages his ‘Girls just want to have fun’ to great acclaim in a target space in le Marais. It is part of a series of artworks and performances he started at Pulp nightclub last year, in which the lives of Bernadette Soubirous, Anne Frank and Eva Braun strangely intertwine, “Et elle était ce qu’on appellerait aujourd’hui une teenager, a l’époque, c’était une gamine qui voulait se détacher du clan familial” is the show’s subtitle. A fashionable and numerous turnout, a soundscape by Patrick Vidal, a guest appearance by la Bourette.
Japanese Chihuahuas sporting art lovers. Dinner at Chez Omar afterwards with a nice party of girls who just want to have fun . Later we try to blend into another after-party of that same event over bottles of Sin-Tao, things turn kind of awkward. If it hadn’t been for Christophe’s strip-down-completely-in-a-social-situation-moment or photographer Franck Miatello revving up conversation in a stark red outfit, things would have been dragged down by the presence and gloomy mood of controversial-fervent-bare-backing-advocate and French-media-personality of Guillaume Dustan who is not really liked by some, and not respected at all by others present. Next day we attend a very intimate performance of Jenny Bel Air at le Petit Robert in Montmartre, thinking also of Justin Bond some weeks prior in New York it seems this is what people want right now, a traditional run of performances in a venue so specialized it feels like a secret and a privilege to be there. In the hey-day of disco when international celebrity Pop-culture embraced Paris too, Jenny Bel Air was the one who decided at the door of le Palace (the Parisian answer to Studio 54) who was in or out, her most notorious rejection ever being Mick Jagger. Her show at le Petit Robert is hilarious and touching.
I have an errand in Bastille and stop by Alain Gutharc’s gallery, sole survivor in what a decade ago was an area desired by upcoming galleries. Alain is there himself, tells me he’s on the lookout for a Marais location, he has a group show including François Xavier Courrèges, a guy I once interviewed. In a short film he depicts a candle shaped like two characters (ernie&bert) from Sesame Street carrying a birthday cake that says ‘Happy’, the video’s length is the time it takes for the candle to burn, constantly circling to a silly tune in front of Japer Conran Vorticist wrapping paper with extra white dots added to the design. A solo show of F.X.C.’s video work entitled 'j'ai un rêve' opens that weekend at Abbaye de Maubuisson near Paris, on ’til late August.
In Rotterdam Rob Hamelijnck and Martin van den Oever have organized a day commemorating the recent death of French anthropologist and cineast Jean Rouch at de Unie. Unfortunately the cinema verité style, with it’s hand held camera, after like twenty minutes always makes me physically unwell. Catherine David has agreed to introduce Jean Rouch and does so very elegantly à l’improviste. Her plead for the figure of ‘Vieux Con’ (Jean Rouch apparently turned into one towards the end of his life) is quite touching and saves my afternoon.
Next day I take up Sonia Rijnhout’s invitation to come and swim in a pool in Sliedrecht alongside which she has executed an enormous and enormously invigorating colourful mural. It really works magic when we swim around. Children and women who have come do so with great pleasure whereas most men present wear blue plastic shoe covers and drink beer next to the pool. Nous Faes offers me a lift back into town in her classic white BMW. (statistics are: BMW drivers have 2.8 times sex a week whereas Porsche drivers only 1.9 times...) Socially and culturally it is a bit dull in Rotterdam so 3 weeks here in a row and I already end up with Warholian ‘nobody called, nobody came days’. This time of year long days and the sublime light on the majestic river near where I have a small flat make up for that easily.
Head out for an opening at a gallery in a restaurant complex, photography on display, Damien Hirst editions, retro DJ Ted Langenbach spins. A magazine that still has to be made is already ‘launched’. Artist Frank Bruggeman is there and still very excited over a flower arrangement he has done to accompany a Viktor & Rolf dress in which a girl married a Dutch Prince that day. I am not all that impressed with these Dutch Princes to begin with and have no clue as to who marries them. I unintentionally stun him with my idea that it’s maybe best to enjoy the royal money but keep the whole thing kind of silent....bewilderment....apparently I am the last anti-royalist around.
A friend in Paris wanted to go see Gus van Sant’s film ‘Elephant’ for a second time, with me, we never got around it so finally in Rotterdam I find time to go, without second thoughts: brilliant, non-judgmental, un-moralistic, and including the most convincing rider I’ve seen in years, over the full 6 or 7 minutes of Beethoven’s Adagio Sostenuto from the Mondschein Sonate. Seeing it reminds me of Slater Bradley’s short film I forgot to mention as part of the Whitney Biennial; close-ups of a youth choir at the Notre-Dame in Paris, stunningly capturing states of gawkiness and anxiety in kids who’s singing channels Divinity.

^Sico Carlier, Rotterdam, May 10 2004

 Bulka quote
‘As individuals, it is important to have conversations. As a culture, we have to have stories. Art criticism serves some purpose in aiding these. Art? Making it is some form of therapy. Art schools, galleries, openings, the “artworld” are about socializing and bonding. Buying art or membership in a museum is a cultural identification signifier. The actual object is that moldy stuff in the back of the refrigerator.’

^ Michael Bulka in FGA-Chicago

Colophon

Fucking Good Art: Rotterdam * Berlin * Zurich
Published on paper and online.
Artists and editors: Robert Hamelijnck and Nienke Terpsma, always working with a changing collective of makers and thinkers.

Contact @ FGA | Subscribe to FGA Mailinglist

Fucking Good Art is a travelling magazine and editorial project for research in-and-through art by Dutch artists and non-academic free-style researchers Robert Hamelijnck and Nienke Terpsma.

We are interested in oral tradition, anthropology of art, documentary and journalistic forms of inquiry, anarchism and self-organization, collective strategies, and networks.

Our first issue FGA#1 was published in December 2003 on pink A3 paper. English translation and copy editing by Gerard Forde. Webdesign by catalogtree. Co-publishers are Edition Fink, post editions, and NERO. Distribution and sales always through Motto Berlin and FGA, and available in bookshops around the world.

Fucking Good Art is supported by Mondriaan Fund Amsterdam.

^