#1 |
#2 |
IFFR#33 |
#3 |
#4 |
#5 |
#6 Munchen |
#7 |
#8 |
#9 |
#10 The Interviews |
#11 |
#12 Berlin |
#13 Dresden |
#14 |
#15 |
#16 Copenhagen |
#17 IFFR |
#18 Riga |
#19 Conceptual Art |
#20 The Swiss Issue |
#21 Aktie! |
#22 Rotterdam Art Map 1.0 |
#23 Bruxelles |
#24 Maasvlakte 2 |
#25 Douala |
#26 Rotterdam Art Map 2.0 |
#27 Tbilisi |
#28 Budget Cuts NL |
#29 Italian Issue |
#Side by Side |
#30 Rotterdam Art Map 3.0 |
#31 It’s Playtime |
#32 Rennes Free Edition |
#33 Rotterdam Art Map 4.0 |
#34 Arnhem Art Map |
#35 Existentialism |
#36 Pascal Gielen |
#37 The Swiss Issue revisited |
#38 What Life Could Be |
#39 The Void |
#40 Over ziek zijn/On Being Ill |
#41 Side by Side (2020-2021) |
#42 Shelter for Daydreams |
Colofon
Redactioneel / Bulka Quote /
A Vintage circa... / Participathologie /
Tracey Metz vraagt zich af /
Pauzewandelingen #3 /
Motel Mozaïque /
Jongensdromen /
de Player in Chicago /
VIP-Video-lounge /
Wil de Wit in gesprek met Dwight Marica /
Colofon
Redactioneel
Rotterdam is de armste stad van nederland met het hoogste percentage
bijstandontvangers, was te lezen in de krant. Burgermeester Opstelten
wil de stad ‘in balans’ brengen en investeert samen met
het Rijk 48 miljoen euro. Er komt een Rotterdam-wet die de mogelijkheid
biedt om inkomenseisen te stellen aan mensen die zich willen vestigen.
Kunst is ook belangrijk voor een stad. Toch? De Raad voor Cultuur beoordeelt
beleidsplannen en subsidieverzoeken, en geven hun visie op ontwikkelingen
in de culturele wereld. In de cultuurnota 2005–2008 kunnen we
lezen wie er geld krijgt en wie niet. Het gaat om bijna 52 miljoen euro
(BK 2004-3) voor beeldende kunst en vormgeving. Voor Rotterdam was het
oordeel als volgt; voor Witte de With en het Ned.Fotomuseum blijft de
subsidie gelijk, V2 krijgt meer geld, en Mama, Cell, Vivid en Roodkapje
krijgen 0.
FGA heeft deze keer bijdragen van: Sico Carlier, Rob Hamelijnck, Marieke
vd Lippe, Arthur Sauer, QS Serafijn, Siebe Thissen, Jan Vermeijden,
Wil de Wit en onze reporters in Chicago Thom v.d. Doef en Kathy Keeley.
^Rob Hamelijnck
Fucking Good Art verschijnt onregelmatig in gedrukte editie, maar is altijd te lezen op: www.fuckinggoodart.nl
FGA wordt door ons als hand-out verspreid, maar is ook gratis verkrijgbaar bij boekhandel Van Gennep, Wormwinkel
in Rotterdam, en Artimo A-Z in Amsterdam.
Participathologie
Open Wereld Dag? Rotterdam, 24 april 2004, Boijmans van Beuningen.
Statements en gesprekken over participatie in de kunst. Is kijken alleen
niet meer genoeg?
Arm publiek. Je zal maar worden overgeleverd aan de grillen van de hedendaagse
kunst. Nergens ben je meer veilig. Op straat, in de tram, bij de C1000,
en zelfs in je eigen huis loop je het risico het slachtoffer te worden
van een kunstenaar die je in zijn kunstwerk wil betrekken. Publieksparticipatie
heet dat. Ooit beschikte de kunstenaar over eigen reservaten, maar vandaag
heeft hij zijn jachtterrein uitgebreid naar zelfs de meest intieme zones
van ons bestaan. Op 24 april 2004 organiseerde Museum Boijmans Van Beuningen
de Open Wereld Dag?, een symposium in het kader van de tentoonstelling
We Are The World Editie Rotterdam. De tentoonstelling betrof een remix
van de Nederlandse inzending voor de Biënnale van Venetië in 2003. Op
de keuze van curator Rein Wolfs viel weinig af te dingen: Carlos Amorales,
Alicia Framis, Meschac Gaba, Jeanne van Heeswijk en Erik van Lieshout.
Over de kwaliteit van hun werk kan natuurlijk worden gedebatteerd, maar
dit kwintet biedt weldegelijk inzicht in de wijze waarop hedendaagse kunst
in Nederland wordt beoefend. Hoe verschillend hun werk ook is, het verlangen
naar publieksparticipatie vormt een gemeenschappelijke drijfveer. De Open
Wereld Dag? in Boijmans Van Beuningen beoogde een ‘dynamisch programma
van gesprekken, films, anekdotes en discussies over participatie in de
kunst’ een programma over kunst als middel tot maatschappelijke verandering’.
De dynamiek was echter ver te zoeken. Heren in bankjes werden ondervraagd
door heren achter tafeltjes. Anekdotes werden verward met slaapverwekkende
exercities door de jaren zestig en zeventig. Discussies beperkten zich
tot haarkloverij over welke figuren de Rotterdamse kunst op de lokale
en interlokale kaart hadden gezet. Het publiek mocht stoeltjes warm houden,
periodiek naar de koffiecorner schuifelen, en genieten van haar eigen
aanwezigheid temidden van zoveel moois. Het publiek kwam er slecht vanaf.
Niet het publiek in de zaal, maar het publiek als noodzakelijk voorvoegsel
van het fenomeen publieksparticipatie. Terwijl de samenleving al lang
afscheid heeft genomen van de abstracte categorie ‘het publiek, delibereerden
de experts onverdroten voort over deze niet bestaande diersoort. Goed,
onder de even abstracte dromen van socialisme, communisme en fascisme
konden het volk, het proletariaat, de bewoners en de Rotterdammers tot
grote hoogtes worden gestuwd. Maar sinds het publiek uiteen is gevallen
in ontelbare publieken, subculturen, minoriteiten en levensstijlen riekt
ieder appèl aan het publiek’ naar kwader trouw. In zo’n optiek dient
het publiek nog louter als een snelle instant rechtvaardiging van kunstwerken.
Het gemak waarmee menig kunstenaar en curator de term ‘het publiek’ in
zijn mond neemt, verraadt niet alleen zijn minachting voor datzelfde publiek,
maar tevens zijn zinsbegoocheling door zijn eigen creatie. Want publieke
kunst, zegt kunstenaar Olu Oguibe, is onverenigbaar met de egotistische
proclamaties van de kunstenaar. Nu is er helemaal niets mis met een autonome
kunstenaar die zijn publiek minacht en zijn resultaat in een museum openbaart.
Maar een publieke kunstenaar die weigert een publiek voor zijn kunstwerk
te ontwerpen, met andere woorden, een kunstenaar die weigert zich te verhouden
tot een specifiek segment van het publieke domein, kan geen maatschappelijk
statement van betekenis maken. Criticus Mohammed Benzakour legt het zo
uit: ‘Publieke kunst heeft een ontvanger nodig. Maar als deze het aangebodene
niet wil ontvangen, wat dan? Dan krijg je een terrorisme van de openbare
ruimte’. In het slotdebat gaf louter Erik van Lieshout zich op een even
intuïtieve als ontwapenende wijze rekenschap van de verhouding tussen
zijn kunst en specifieke publieken: ‘Ik ben helemaal gek van hiphop en
als ik er voor ga dan duik er helemaal in. Zo ook met die Turken. Ik leef
tussen hen, raak erdoor gefascineerd en spring er dan bovenop. Bam!’.
Engagement waarnaar veel publieke kunstenaars naar eigen zeggen streven
is een eenvoudig gegeven. Het betekent letterlijk verplichting of verpanding.
Je verplicht jezelf tot iets, je verpandt jezelf al dan niet tijdelijk
aan deze of gene maatschappelijke of culturele groep. Engagement is nooit
abstract of algemeen; engagement is onverenigbaar met het publiek. Publieksparticipatie,
zo leerden we op de Open Wereld Dag?, gaat weliswaar gebukt onder goede
bedoelingen, maar resulteert nauwelijks in geëngageerde kunst. De grote
uitdaging ligt in een republicatie van de kunst: het ontwerpen van een
publiek voor je kunst of het vinden van een ontvanger voor je kunst. Alleen
op die wijze geeft kunst op een eigen wijze uitdrukking aan publiek domein
en aan publieke opinie. Bam!
^Siebe Thissen
www.siebethissen.net
Tracy Metz vraagt zich af
Museumnacht uitverkocht! Cultural Clubbing in Rotterdam, 37 musea/galeries open op 1 maart. Tienduizend mensen
kochten een passe-partout.
Musea en culturele instellingen worden gedwongen meer bezoekers te trekken
sinds de overheid snijdt in haar financiele bijdrage. De Museumnacht is
een van de initiatieven om meer mensen het museum in te lokken. Tracy Metz
vraagt zich in haar boek Pret! (NAi Uitgevers, 2002) af: ‘Is de Museumn8
behalve een vrolijke avond, ook daadwerkelijk een bruggehoofd naar een nieuw
publiek?’ Of heeft het event het (...) gewonnen van de inhoud? Om
20.30 betreed ik Museum Boijmans Van Beuningen. Een ferme beat trekt me
naar de oudbouw. Twee dj’s en een aromajockey heten me welkom. Het
ruikt er. De volgende beat trekt mijn aandacht. In het museumrestaurant
heeft WOW&NOW een podium opgesteld. Mr. Ted komt met een achttal meisjes
uit de kelder gekropen. De meisjes zijn in een slipje, geschminkt, en dragen
helmen die jockeys tijdens paardenrennen op hun hoofd hebben. Ze lijken
op elkaar. Ik bekijk de tentoonstelling van Shonibare die in eerste oogopslag
bijna ‘ouderwets museaal’ aanvoelt.
In TENT. waan ik me in een buurthuis in 70-er jaren. De uitstalling van
het collectief WORM herinnert aan de pedagogische modellen van een anti-autoritaire
opvoeding. In Witte de With is niets feestelijks aan de hand. Of het moet
het kitscherige werk van Ulrike Ottinger zijn dat met een epileptische grijns
de moraal van de tentoonstelling News from Tehran 1. relativeert (Voor wie
het nog niet wist: wij lijden te weinig in Europa.).
In het Nederlands Fotomuseum zie ik een infantiele tentoonstelling. Gaat
in Nederland eindelijk de ziekelijke, overgesubsidieerde agrarische sector op de schop, moet ik met weemoed (‘Gemengd
bedrijf’) terugzien op boeren & buitenlui. De speciaal ingehuurde vormgevers van de tentoonstelling (Verkerk & Makkink) hebben een slijmerig
laagje nostalgie (schommels! houten schuurtjes!!) rondom de toch al weinig sterke werken geborduurd. Misselijk verlaat ik de tentoonstelling.
In het Museumpark loop ik tegen de geprojecteerde kop van Henk Oosterling aan. De lokale radio- en tv stations presenteren zich op ferme projectieschermen.
Aan de ingang van de Kunsthal staat een rij van dertig meter. Die laat ik
aan me voorbijgaan. In het NAi val ik met mijn neus in de boter want de
trampolineshow begint. Intelligent concept zeg ik tegen een voorbijganger:
trampoline en architectuur. Het is 22.30 uur. Ik ben benieuwd hoe ver WOW!
is gevorderd.
Mr. T. bedient zelf de knoppen. Het decor bestaat uit een aantal uitvergrote
muziekinstrumenten (hij zal toch niet aan Claes Oldenburg hebben gedacht?)
en een videowand. Een slipje kronkelt het lichaam tegen een uitvergrote
microfoon. Een ander meisje heeft de hele avond twee enorme kartonnen drumstokken
in haar handjes en kan daarom de maat niet houden. Andere meisjes plukken
suggestief aan de snaren van drie opgestelde gigantische gitaren. De kleine,
natte illusie waar WOW! de jongens en meisjes alle weekeinden mee zoet houdt,
transformeert in het kunstlicht van het museum in goedkoop baudeville. Ik
kom tot rust in de Remonstrantenkerk.
Als laatste bezoek ik om 00.30 uur V2. Er zijn weinig bezoekers. Met een
kleine groep spelen we het spel ‘Las Familias’. Het is mooi
en met humor ontworpen. Voor het eerst die avond lach ik. Het recept van
de Museumnacht is eenvoudig: bars & beats. In feite geven instituten
tijdens de Museumnacht de horeca ruim podium. That’s all. Soms doen
ze er iets cultureels uit-de-marge bij.
Musea en culturele instellingen moeten alle avonden open. Museumnachten
moeten meerdere keren per jaar georganiseerd worden. Eigentijdse kunst is
van de wereld en de wereld moet je gastvrij ontvangen. Geen infantiel gedoe
met trampolines, schommels en schuurtjes aub. Dat doorzien we. Geen entreegelden
tijdens de Museumnacht. En ja, tijdens de Museumnacht wint het event het
van de inhoud. Daar is het een gebeurtenis voor.
^QS Serafijn
Pauzewandelingen #3
Na de opening van de nieuwbouw van Boijmans kon ik mijn vertrouwde
parcours door de zalen van het oude gebouw hervatten. Ik liep aan het
donkere gat direct na de entrée voorbij en nam de trap naar de collectie.
Tot ik met een kunstenaar sprak, die zich beklaagde over de nieuwe ruimte.
Hij noemde het een kelder. Op mijn laatste ommetje door Boijmans heb ik
de uitbreiding maar eens goed op me in laten werken, het is goed om kunstenaars
serieus te nemen. Dat is een les die men van Chris Dercon kan leren, al
moest zijn discours het vaak zonder kunstenaars stellen in Rotterdam.
Ik herinner me nog goed hoe boos hij daarover was tijdens de debatten
op de Documenta. En dat komt misschien ook wel omdat wij de kunstliefhebbers
niet naar kunstenaars luisteren. Men verlaat de straat en betreedt de
hof, men verlaat de hof en betreedt de hal, men verlaat de hal en staat
in het donker. In het duister staan we oog in oog met het digitale archief
en bewonderen we de aandrang van menig bezoeker om de digitale machine,
het geheugen van de collectie te besturen. Uit hun toewijding maak ik
op dat er een nieuwe museum flaneur ontstaat. Ik kuier door de zalen en
gangen, zij bewegen zich door de hersenpan. Op deze plek werden vroeger
in het schemerduister moderne en oude tekeningen getoond. Hier voelde
Boijmans als een jong museum aan. Het was geen volwassen zaal. En de vier
zalen die de donkere zaal omgaven waren eigenlijk gangen. Mooi van licht
dat wel en bovendien een geweldige opmaat tot het wonder van de Bovenzaal.
Nu zou je het digitale archief de Onderzaal kunnen noemen. Licht en donker,
uitwendig en inwendig, hemel en hel. In de richting van de voormalige
entrée gaat het duister waarin het archief oplicht als juwelen in een
juwelierszaak over in een vaal grijs- oranje licht van een kunstenaar
die design als zijn materiaal beschouwt en er kunst van maakt. Onder de
installatie van de designlampen staat een leestafel voor kennisoverdracht
en het gebogen staal van R.Serra is niet meer zo dominant als vroeger.
Kwamen we vroeger bij een ruime etalage uit, en weer wat later bij de
kassa als we de Waxing Arches passeerden, nu betreden we de nieuwbouw.
Door het onbewerkte beton en de buitenlampen en leidingen aan het plafond,
waan je je in een aanbouw aan de achterzijde of inderdaad een kelder.
Je staat raar te kijken als je door de ramen de Mathenesserlaan ziet (tegenwoordig
Museumpark). Maar eenmaal gewend aan deze nieuwe ruimtelijke onbevattelijkheid,
waar Boijmans zo rijk aan is en waarin kunst zoveel beter tot zijn recht
komt dan in ideale musea, viel mij de educatief-relativerende waarde van
deze ruimte op. De beelden van J.Beuys en B.Naumann in de Bovenzaal
epicentra van energie en verlichting blijken in de Onderzaal weg te
kwijnen. De curatoren van Boijmans tonen hier de zwakte van de dikke Bertha’s
van de collectie aan; ze kunnen niet zonder Bovenlicht. Nu we het toch
over vergankelijkheid hebben, is hier de volgende anekdote op zijn plaats.
Een kennis van mij, voor zijn overlijden een fervent museumflaneur, beklaagde
zich bij meneer Beeren over de sculptuur van Beuys. Hij hield van Duitsland
en de Duitse kunst, maar niet van Duitse Sjamanen. Wetende dat hij niet
teveel over Beuys’ opvattingen aan de Boijmansvriend kwijt kon, zei meneer
Beeren neutraal: ‘Ik moet toch tonen wat er vandaag de dag door de kunstenaars
gemaakt wordt?’ ‘Ja…tonen, maar niet kopen!’ Elke keer als ik uit het
luidsprekertje behorende bij de sculptuur de kunstenaarsuitspraak ‘Brechen
wir den Scheiss ab’ hoor, klinkt in mijn hoofd dit adagium van wijlen
de Rotterdamse koopman.
^Jan Vermeijden
Motel Mozaïque
16-18 april 2004, Rotterdamse Schouwburg, Nighttown, Tent.. Een
3-daags festival met vooral muziek, maar ook performances en beeldende
kunst.
Ik weet niets van moderne pop, nauwelijks van klassiek, weet misschien
iets van beeldende kunst. Natuurlijk ben ik in mijn jeugd wel naar bandjes
en festivals gegaan, maar dat was toch vooral om te drinken, blowen en
zoenen. Thuis draai ik radio 5 en televisie, dan kan ik zelf wat doen,
muziek neemt je zo in beslag. Live wil ik juist in beslag genomen worden.Ik
hou van piep knor; atonaal en zonder verhaal. Omdat deze muziek niet gemakkelijk
associeert, maakt het mijn hersenen los, en in die vrijheid krijgen gedachten
nieuwe ruimte. Met tonale of verhalende muziek komt de mening zo snel
los, als je iets begrijpt ga je er ook over oordelen. En juist het gemis
aan mening kan zo prettig zijn. Zo was ik bij de Mattheus Passion, die
was mager, behalve de evangelist, die de perfecte afstandelijke betrokkenheid
had van een verslaggever-ter- plaatse. Zo vertelde hij van Jezus, die
zich liet balsemen door een vrouw. ‘Omstanders,’ zong hij, ‘riepen: Waarom
al die goede waar aan deze man verspillen?’ (Ik was het er mee eens’)
‘Geef het aan de armen.’ Jezus gaf als antwoord: ‘Maar zij krijgt de eeuwigheid
en jullie niet.’ (Is ook wat voor te zeggen). Je kan op verschillende
manieren naar muziek luisteren. Muziek gaat vaak, anders dan beeldende
kunst, in je lijf zitten, en hoe lekkerder in het lijf, des te beter de
muziek. Maar ook kan je luisteren zoals je naar kunst kijkt: Wat is dit,
waar gaat het over? Je doet moeite om je te verplaatsen, eerst schuurt
en wringt het, dan pas klikt het. Muziek verschuift zich dan naar het
hoofd, pas met de klik gaat het weer naar het lichaam terug. Dat laatste
is meer mijn ding. (Ik versier ook liever zelf dan dat ik word versierd).
Bij Motel Mozaïque zijn alle bovenstaande ervaringen te vinden. Bezoekers
van het festival zijn lieve (blanke) jongeren, niet hip, niet onhip. Nieuw
is dat ze Xi drinken, en dat als je ’t goed vindt, je er een t-shirt van
koopt. Was ik jong, ik zou me er thuis voelen, hoewel oud voelt het ook
goed. Zowel bij Lars Hornveth als Lambchop als Hooverphonic (die was het
ergst) zijn er de ingehuurde strijkers, gadver, bah. Waarom? Opdat de
muziek beklijven zal? Het is kitsch. Pop maak je als band samen. Pop heeft
André Rieu niet nodig, integendeel. Anders is dat bij de IJslandse Múm.
ook met een grote bezetting, maar alle instrumentalisten zijn onderdeel
van de band. Het zangeresje is een verwarde Kate Bush, die ook nog haar
stem is kwijtgeraakt. Ze is ijl, en de muziek speelt op dit geluid in,
ijl zijn wordt het concept. Poni is ook IJslands, van hen zie ik een performance.
Het podium bestaat een een wit afgetaped vlak, de band speelt hierbinnen
en hierbuiten. Het monitor geluid (de boxen op het podium) zijn, afhankelijk
van de afstand, ook het zaalgeluid. De krijsende knappe hysterica (is
haar rol) lijkt sprekend op Ellen ten Damme, waarvan ik ook nooit zeker
ben van wel of niet. Maar de heftigheid van het geheel, het muziek en
anti-muziek zijn maakt wel indruk. Nederlands, nee zelfs Rotterdams, is
Drillem, een 2-koppige band. Elektro, zang, keyboards en visuals zijn
een geheel. Hoe kan het dat bij een zo strak vormgegeven band, de weliswaar,
goede zangeres/bassiste een uitgelubberd pyamahemd aanheeft, met beestjes
erop genaaid, een Marca flodder eronder, wat een rokje voorstelt, en om
die stevige beentjes Bristol bergschoenen. Style dat dan ook! Ik schaam
me wel voor m’n ergernis, maar haar mede bandlid, die zich wel, net als
muziek, strak en doordacht gekleed heeft, schaamt zich ook. Dj Trasher
is ook Rotterdams, keiharde drum’n’bass, het voelt alsof je bijna opstijgt,
net niet, maar dan toch weer bijna wel, is super. Uit Amerika zie ik de
Youngblood Brass Band, alle genres door elkaar muziek met heel veel koper,
heftig met humor, goed hoor, en Animal Collective, volgens het gidsje
electronische post rock, ik ken al die termen niet, maar die zanger is
een slim beest, onbegrijpelijk, maar dan toch weer een aap, mooi hoor.
Ook uit de U.S.A. Black Dice die, weer volgens het boekje, soundscapes
maakt. Bij deze ‘band’ luister je zoals je naar kunst kijkt (zie boven),
je doet wat, maar dan heb je ook wat.
^Marieke van der Lippe

Jongensdromen
9 April, Zaal de Unie Rotterdam. Hommage aan Jean Rouch. Georganiseerd
door Rob Hamelijnck en Martin v.d. Oever. Te zien waren: Rouch en zijn
Camera, Ciné-Mafia, De Bende van Rouch, Madame l'eau.
Als klein jongetje droomde ik dat ik, als ik op mezelf ging wonen,
Amerika ging kopen en dat ik daar met de indianen en de beren zou gaan
wonen. Toen ik wat ouder was en me realiseerde dat dit een onhaalbaar
plan was, nam ik me voor de muziek in te gaan en met optredens over de
wereld te reizen. Hier zit ik nu in Ilmenau, midden in een tour die hierna
verdergaat in Spanje, vlakbij het huis waar Goethe woonde toen hij nog
minister van Mijnbouw was. Ik ben net terug van een wandeling door het
Thüringerwoud en begrijp nu waar Goethe zijn inspiratie voor Über allen
Gipfeln ist Ruh vandaan haalde. Onlangs was ik in Zaal de Unie waar twee
films draaiden. De bende van Rouch, de making of Madame L’eau, en daarna
de film van Rouch zelf (Madame l’eau). Ik was gekomen omdat de vader van
een vriend (Dirk Nijland) mij destijds vertelde dat hij bezig was met
‘the making of.’ Ze gingen onder andere in Afrika draaien en het had iets
met windmolens in Nederland te maken. Dit klonk als een jongensdroom.
Ik zat nog op de middelbare school. De film gaat over drie Nigerianen;
Talou, Lam, en Damoure. Het jaar is erg droog geweest en de oogsten zijn
mislukt. Jean Rouch komt op het idee om naar Nederland te gaan en de windmolens
te bekijken. Dan kunnen ze zien hoe het werkt en er zelf een maken. Ze
boeken een vlucht voor vier personen, want de ezel moet ook mee. Jean
Rouch heeft zeker 25 jaar met deze drie mannen gewerkt. De film heeft
het voorkomen van een documentaire, maar de drie mannen zijn zulke stripfiguren,
dat het eerder iets van een speelfilm wegheeft. In the making of zie
je hoe ze met elkaar werken. Per dag worden de scenes met elkaar uitgewerkt
en gefilmd. De windmolens zijn een goede aanleiding om een nieuw avontuur
te beleven. De voorstelling van Hotel Modern waarmee ik nu reis heet 'De
grote oorlog'. In feite is het ook een documentaire. We maken onder andere
gebruik van brieven die een soldaat in WO1 geschreven heeft en van interviews
met soldaten. De voorstelling heeft de vorm van een live animatiefilm.
Het beeld wordt live gemaakt, gefilmd, geprojecteerd en van een soundtrack
voorzien. Bomen zijn peterselie, het geluid van paardehoeven kokosnoten.
Eigenlijk gaat deze voorstelling minder over de grote oorlog dan over
de kracht van de verbeelding. De verhalen zijn onvoorstelbaar, maar je
weet dat ze echt gebeurd zijn. Je vergeet dat je naar een animatie zit
te kijken. Atarnajuat is de eerste grote film die door inuit gemaakt en
gespeeld is. Toen de film Atarnajuat uitkwam ben ik onmiddelijk gaan kijken.
Het is een verhaal dat alle inuit kennen en dat ooit echt gebeurd is.
In die zin is het een documentaire over iets dat zich lang geleden heeft
voorgedaan en mondeling overgeleverd is. Toch doet de film zich voor als
speelfilm. Het verhaal is dan ook zo bewerkt dat het als speelfilm te
verfilmen was. Als we deze drie films vergelijken valt het volgende
op: Jean Rouch begon als amateur-ethnoloog. Hij wilde zijn observaties
niet wetenschappelijk beschrijven, maar verfilmen. Door de oplossing van
een praktisch probleem als het ware in scene te zetten en in documentaire
stijl te verfilmen vertelt hij iets over de werkelijkheid. Hotel Modern
wilde een veranderend landschap live voor het voetlicht brengen. Maar
hoe dit te verwezenlijken? Herman Helle vondt de oplossing in de eerste
wereldoorlog. Zonder doorlopende verhaallijn wordt toch iets verteld over
deze periode uit de geschiedenis. De inuit uit Igloolik wilden een speelfilm
maken en gebruikten een legende om iets van de historie en gebruiken van
de inuit door te geven. De film vertelt iets over hoe de werkelijkheid
ooit was. Alle drie gebruiken ze daarbij de verbeelding. Voor mij is het
tijd om een nieuwe droom te verwezenlijken. Ik wil naar de noordelijkst
levende indianen gaan, op zoek naar mijn versie van Über allen Gipfeln
ist Ruh. Wat is het dat mij zo aantrekt in dit barre landschap vlak onder
de magnetische noordpool? Ver van verkeerslichten? Waar windmolens worden
gebruikt om stroom op te wekken? Is dat omdat ik geloof dat verhalen als
die van de Mad trapper of Rat River hier nog voorstelbaar zijn? Ik zal
jullie het verhaal vertellen: Over de Mad trapper of Rat River wordt verteld
dat hij een voormalig gangster uit Chicago was. Hij was vertrokken naar
Aklavalik in het uiterste noord-oosten van Canada. Hij vermoorde daar
jagers om hun gouden tanden uit te rukken. Op weg naar het noorden kocht
hij in Fort McPherson voor een kapitaal aan wapens en ammunitie. In Aklavalik
bouwde hij een onderkomen dat meer weghad van een fort. Toen een staatsbeamte
aankwam om te onderzoeken wat daar allemaal gebeurde, werd deze onmiddelijk
neergeschoten. Een groep van zeven man werd op het fort afgestuurd met
geweren en handen vol dynamiet. Na een belegering van 15 uur moesten ook
deze zeven zich terugtrekken. De Mad Drifter vluchtte en schoot onderweg
een Mountie neer. Hij kreeg het voor elkaar om 40 dagen in de barre kou
in leven te blijven. Uiteindelijk werd hij gevonden en neergeschoten bij
Eagle Creek. Omsingeld door 17 man en gevolgd door een met bommen geladen
vliegtuig. Tot op de dag van vandaag weet niemand wie hij werkelijk was
en waar hij vandaan kwam. Dit alles gebeurde in 1931. Wat zou die Mad Trappertoch voor jongesdromen gehad hebben.
^Arthur Sauer
www.gameoflife.nl
DE PLAYER in Chicago
May 10 2004, Version>04 -festival
Als expatriate Nederlander in de Verenigde Staten zijn er een hoop
dingen die je mist: Koninginnedag, het meerpartijenstelsel, gevulde eieren
en een goedgeslepen broccolistronkje in de anus. Godzijdank waren de laatste
twee aanwezig tijdens de acties en presentaties van DE PLAYER op het "Version>04
InvisibleNetworks" festival hier in Chicago. Het broccolistronkje in de
anus was onderdeel van een serie films (o.a. van Joep van Liefland) die
de Player vertoonde in Buddy in Wicker Park. Peter Fengler was zeer bekwaam
in het modereren van een discussie over de vloeistof die uiteindelijk
uit de anus glibberde. Hij posteerde moedig dat het satésaus was (You
know, from when you are having de Bami). Iemand uit het publiek met
een Brits accent opperde Hershey's Chocolate Syrup als alternatief. Chicago's
Postglobal Rock band Xianggang Delight agreed all the way and played their
set accordingly. Tempted by the possibility of more broccoli stalks in
the nether regions we headed South to Pilsen for the Friday night portion
of events at the Bruner and Bay Friendly Fire Exhibition. What this
evening lacked in anal penetration it more than made up for in performance
and general gezellig-ness. While we missed some earlier performances we
did manage to view Holland in miniature through the magic of video projection
as Peter registered a bike. Down the stairs and through the giant cardboard
windmill Danielle Lemaire performed music poetically, Jan van den Dobbelsteen
played thrift store 45's, and some very nice people served up cocktail
weiners and gevulde eieren. Outside another nice person took our Polaroid
and sent it over the Dan Ryan Expressway via a yellow balloon. We (poetically)
never saw it develop.
^Kathy Keeley & Thom van der Doef
VIP-Video-lounge
Rotterdam 26 February - 1 March 2004. Lectures, Screenings
and Artist presentations by SMART Project Space, A'dam.
12 euros entrance fee is possibly too much for people like us who
are interested in the subject. I was lucky to get a press card for Fucking
Good Art. Why not relocate to a venue where people can get free access
and Smart project space still gets the advantage of publicity of the Art
Fair. People who come to visit the Art Fair are not interested in this
intellectual stuff anyway.
VIP Lounge. Saterday 28th Februari. Artists' initiatives.
Organized by MAMA and Stability Mobility. A panel discussion chaired
by Ken Pratt (London). Panel-members: Jemima Brown (UK), Boris v Berkum/
MAMA, Bettina Carl Capri (Berlin), Alberto de Stefano Futura (Prague),
Thomas Peutz /Smart project Space, Lisette Smits /Casco Projects, and
Arno van Roosmalen /CBK-Tent.. Forum Discussion about the role of artist initiatives
in nurturing excellence in contemporary art. There are thirty people to
listen to a discussion about who is responsible for supporting and nurturing
the emerging artist. What?!! Almost everybody is irritated. Is it about
love for art, or is it about ego? I thought artist-initiative had nobler
aims. Artists should only initiate an artist-run-space when they feel
the need, they should make some fun (nurture themselves) for 1 or 2 years
at the most and get out before it becomes a job. That's my opinion. After
twenty years of initiatives we are at the same level of respect as the
institutes. They even started to copy the model! If curators like to claim
the credits for discovering a hot artist, let them. Don’t ignore them,
invite them!
^RH
www.capri-berlin.de
www.futuraprojekt.com
Wil de Wit in gesprek met Dwight
Marica
No 2 in een serie gesprekken tussen Wil de Wit en Rotterdamse kunstenaars.
|
D: Ik kwam in 1993 bij jou wonen in Delfshaven, een ghetto, Het was een vuurdoop. |
WdW: Wat was jou reactie op die eerste confrontatie
met mij? |
D: Ik dacht dat ik bij jou op mijn plek zou zijn. In
een betere verhouding tussen allochtonen en autochtonen, maar ik kwam
in een ghetto, als neger tussen alleen maar negers, niet alleen Surinamers
maar van alles: afrikanen, antillianen, kaapverdianen. Dus ik kwam
voor mijn gevoel in een nog slechtere positie terecht dan waar ik
vandaan kwam. Daar was ik een eenling, een van de weinigen. Ik was
op mijn gemak daar. Hier werd het probleem alleen maar uitvergroot. |
WdW: Het probleem van anders zijn?
|
D: Ja van anders zijn maar nu in een groep, eerst was
je in je eentje anders, nu als hele wijk. |
WdW: En wat heb je met je frustratie gedaan?
|
D: Het heeft me niet weggejaagd. Het ging er bij mij
om dat ik een soort verwachting had van jou, van als ik eenmaal bij
jou ben dan ben ik een stap dichterbij mijn idee van harmonie mijn
visie op hoe ik jou wil zien in een betere verhoudingen tussen mensen.
Maar omdat ik in Delfshaven kwam wonen kwam ik gewoon in een nieuw
probleem te zitten waar je mee om moet leren gaan anders kon ik beter
gaan. |
WdW: Dus ik was niet zo mooi en goed voor
je als je had verwacht? |
D: Nee helemaal niet d’r was te weinig geregeld, te
weinig rekening gehouden met al die verschillende achtergronden. |
WdW: Ben je je tegen mij gaan verzetten? Wat heeft die ervaring bij jou teweeggebracht? |
D: Ik heb mijn verwachtingen bij wijze van spreken 100
jaar uitgesteld. Als een soort oplossing. |
WdW: Denkend aan je volgende leven? |
D: Niet aan mijn volgende leven maar aan het verlengde
van mijn leven. Aan de kleinkinderen van mijn jongste zoon, dat zij,
als ze geluk hebben in een betere verhouding terecht komen. Voor mijzelf
gedacht is binnen mijn leven wat ik wil zien eigenlijk niet te bereiken. |
WdW: Dan heb je dat ideaal van hoe je wil
wonen leven op een plek losgelaten omdat je het niet gerealiseerd
zou zien bij mij. Is er iets veranderd in het beeld dat jij van mij
hebt en de manier waarop je met me om wilt gaan? |
D: Er is iets veranderd, het is reëler geworden. Minder
vanuit een droom de realiteit willen zien, gewoon willen zien zoals
die op je afkomt. In principe daar inspiratie uit halen heel letterlijk. |
WdW: Op welke manier put je dan inspiratie
uit mij? |
D: Ten eerste het aanpassen van mij visie, dat 100 jaar
uitstellen dat gebruik ik nog steeds maar dan in mijn kunst. Het is
meer een streven geworden om met het onderzoek, dus wel de vorm van
harmonie, eenheid, samenhang, te vinden. Ik wil laten zien, dat die
er wel is. Ik heb het gevoel dat in deze realiteit in Rotterdam het
nog te vroeg is. Dus moet ik wel van tevoren allemaal dingen laten
zien, wakker maken, kennis laten maken met die eenheidsvorm. |
WdW: Vind je mij dan onder ontwikkeld? Hoe
zie je dan mijn ontwikkeling vanaf de jaren 50? Ik vind jou houding
wel wat hebben want dat betekent dat jij een actieve rol inneemt in
wie je bij mij bent. |
D: Het is heel moeilijk om jou als af te zien omdat
ik nog zoveel gebreken signaleer. Je houdt geen rekening met de verschillende
achtergronden van de mensen die bij jou willen zijn. Als men bij jou
komt wonen dan gaat men vanzelf een bepaalde weg lopen die gekoppeld
is aan hun achtergrond, die weg is onzichtbaar doch dwingend, je ziet
dat iedereen naar z’n eigen plekkie gaat. Alleen het consumeren brengt
iedereen bij elkaar, dat is gezamenlijk.
|
WdW: Ik ben toch zeker niet dominant? Maar
je lijkt dat wel te vinden. Hoe zou er dan meer ruimte ... heb je
voorbeelden van kanten van mij waar je wel die ruimte vindt? |
D: Er zijn wel plekken, dan heb ik het over plekken
die bijvoorbeeld zijn leeggehaald en in de toekomst weer ontwikkeld
worden maar waar nu ruimte is voor experiment en spel met ruimte,
de zogenaamde ongeprogrammeerde zone’s. Daar heb je het gevoel van
kijk nou jongens, het is leeg, we kunnen daar opnieuw gaan bouwen
maar met de inzichten van, laten we zeggen vanaf de jaren 50 want
zo lang zijn we al bezig. Met die inzichten kunnen we jou nu opnieuw
ontwikkelen zodat we dichterbij het genieten kunnen komen, zodat we
van jou kunnen genieten. |
WdW: Mis je bij mij ruimte om te genieten? |
D: Ik mis ruimte waar ik me niet lichtelijk aan irriteer. |
WdW: Wat geeft je dan wel een goed gevoel
bij mij? |
D: De gedachte aan harmonie is bijna een voorwaarde
geworden voor mij. Het heeft ook te maken met kijken naar hoe het
nu gaat en wat ik dus niet wil en dat bijna als regel stellen. |
WdW: Wat wil je niet? |
D: Ik wil dus niet dat we onszelf allemaal opsluiten in hokjes. Ik heb meer het gevoel in mijn leven bij jou en alle anderen die ook een relatie met jou hebben dat we met elkaar en door elkaar moeten leven, dat zou je moeten doortrekken , zo lang mogelijk.
Dan, wanneer je gaat slapen, dat is het moment dat je zegt, nou is het genoeg, dan trek je je terug maar tot dat moment vind ik het interessant om juist de hele tijd met anderen te zijn. |
WdW: Gebeurt dat genoeg bij Cucosa? Kunnen
de anderen dat ook? |
D: Je kan het niet de hele tijd, ik ook niet, er zijn momenten dat je je terug moet kunnen trekken en dat je niet deelneemt aan het gebeuren je in je eigen gedachten bent en je niet stoort aan anderen.
Het blijft ook wel een beetje een soort testen. De begin gedachte was:
ik heb een atelier nodig en er zijn heel weinig panden waar je kan werken als kunstenaar dus als ik een plek ga zoeken dan zoek ik niet een plek waar ik in mijn eentje in pas maar nog 100 mensen in kunnen.
Dat is een basisgedachten van die harmonie de behoefte die ik heb die leeft misschien wel bij 1000 anderen.
De voorwaarden van Cucosa zijn gebaseerd op het delen van de ruimte, heel simpel gedacht maar wel de minimale voorwaarden om naast elkaar dingen te kunnen doen. |
WdW: En iedereen gaat daarin mee? |
D: Nou nee, want dat is het nou juist, ik merk op die manier ook dat het niet aan mij is om daar achteraan te gaan: dit is harmonie.
We zitten met z'n allen in die situatie en daar kunnen heel veel dingen ontstaan die we later kunnen gebruiken. |
WdW: Heeft die situatie daar jou gevoel, positie,
plek als kunstenaar beïnvloed? |
D: Het heeft me juist de plek gegeven. Het streven 100 jaar, maar dan moet ik wel in die 100 jaar die ik heb iets gebeuren.
Die 100 jaar zijn concreter geworden. Ik zal nu meer moeten bijdragen dan ik eigenlijk had verwacht.
Dat streven heb ik in mijn leven moeten houden en dat is de plek die ik mijzelf bij jou heb gegeven en wat me ook bij jou houdt. |
WdW: Dus je blijft bij me? |
D: Ja, ik heb gewoon het gevoel van hier en nu, dat is het eerste wat ik zie en dat moet je als eerste proberen te verwerken. |
WdW: Kan je je voorstellen dat je dat loslaat
en dat je bij me weggaat? |
D: Dat streven is gekoppeld aan jou maar als ik bijvoorbeeld naar iemand anders zou gaan, ik ben bang dat ik dan hetzelfde zou herkennen,
dan zou ik van relatie kunnen blijven wisselen en alleen maar weggaan van het probleem dat ik overall tegenkom. |
WdW: Denk je dat je bij een ander die dingen
als eerste zou zien waar je nu mee bezig bent omdat je gewend bent
daarnaar te kijken. Zou je dan dezelfde relatie hebben? |
D: Waarschijnlijk wel. |
WdW: Dus die relatie staat eigenlijk los van
mijn persoon? |
D: Dat kan niet. Ik zie het als een soort verwachting die niet waargemaakt kan worden sowieso niet.
Doordat ik van plek zou veranderen zou ik al die input, alles wat ik heb gekregen, niet kunnen gebruiken.
Ik denk dat ik het beste hier kan gebruiken omdat hier dat gevoel helemaal is ontstaan, mislukt, weer opgebouwd.
Daarom ligt het puur voor mij hier bij jou en dat ik bij jou een aantal stappen moet gaan zetten om jou te helpen en daardoor mijzelf te helpen. |
WdW: Dan ben je dus heel betrokken bij mij.
Je deelt jou relatie met mij natuurlijk ook met anderen en die hebben
allemaal hun ideeën over mij en sommigen zijn veel directer in
de manier waarop zij mij willen zien en veranderen. Manieren die zich
wel afsteken tegen die van jou. Hoe ervaar je dat: mensen die anders
met mij om gaan dan jij? |
D: Ik denk dat jij super flexibel bent. Dat jij je in principe zelfs kan laten misbruiken zelfs door mensen waar je een heel directe relatie mee hebt.
Ik denk dat mensen die directe relatie niet voelen, dat die misschien meer in het hoofd zit, in het denken. |
WdW: Als je die directe relatie niet voelt
maar wel dingen met mij doet, wat heeft dat voor gevolgen? |
D: Zoals jij bestuurd wordt. Mensen die zichzelf een eed hebben gezworen goed met jou om te gaan maar als je ziet hoe zij van gedachten en richting kunnen veranderen,
daar kan ik niet meer bij. Daar wil ik me dus ook niet meer aan storen Jij kan heel veel misbruik hebben en dat maakt jou langdurig en heel sterk.
Maar af en toe ook heel naïef ja, maar uiteindelijk zal jij overleven. |
WdW: Dan vind je dus dat ik slecht bestuurd
wordt. |
D: Men blijft vaak te lang zitten en op het moment dat er vervanging kom dan is het beleid eigenlijk al bekend want dan moet je gewoon gaan doen wat je voorgangers niet deden.
Als je dat dan gaan doen dan wordt je weer snel afgezet en dan krijgen de oude ideeën weer de overhand. Het is een soort roulatiespel van iedereen mag het effe proberen.
Omdat ik juist denk jij kan niet kapot kan zullen mensen de hele tijd misbruik blijkven maken van hun relatie. Testen en experimenteren. |
WdW: Dan gaat men wel op een heel losse manier
met mij om, hebben ze dan geen idee over hoe ik moet zijn? |
D: Ik denk dat er nog geen gedeeld idee is. |
WdW: Zie je in mij wel het potentieel van
een volledige persoonlijkheid? |
D: Ik kan naar jou kijken en van jou genieten maar dan moet ik eigenlijk naar boven gaan kijken en dan moet ik over de mensen heen kijken, dan kan ik jou zien. Er zijn veel mensen die ervoor zorgen dat je er beter uit gaat zien, moderner wordt, aantrekkelijker. |
WdW: Kan je daar een voorbeeld van geven? |
D: Dat zie ik puur in het bedrijfsleven. |
WdW: En het culturele leven dan, daar sta
je dichterbij?. |
D: Ik zie dat en beetje als het verlengde. Het bedrijfsleven gaat over in het consumeren en het consumeren gaat over in cultuur Als je een wandeling zou maken ga je eerst even langs de banken dan ga je je boodschappen doen en dan ga je in het park zitten of je gaat een galerie binnen of wat muziek luisteren. De bedrijven zorgenwel voor een groot gedeelte voor hoe je eruit ziet maar die staan bijna los van de verantwoordelijkheid voor jou, die zijn er meer voor de behoefte van jou. De economische ontwikkeling blijft stralen ook al gaat het slecht met d sociale ontwikkeling die wordt alleen maar gruiziger en schraler. Qua economische ontwikkeling heb je en uitstraling er gebeurt van alles. Als ze aan de ene kant iets af is dan zijn ze aan de andere kant al weer bezig met iets anders. Op gebieden die niet sociaal liggen ben je goed bezig en ben je misschien al een paar keer af geweest. |
WdW: Jij zegt dat je vanuit het consumeren
het culturele inwandelt. Dat is een meniar van naar cultuur kijken
waarvan ik me niet voor kan stellen dat dat jou manier is waarop je
cultuur ziet, het is wel een manier waarop cultuur deel van mij uitmaakt. |
D: Precies, dus dan moet ik het al bijna dubbel zien, ik weet hoe ik het voor mijzelf ervaar maar ik wil het zien hoe jij het aan personen voorschotelt. |
WdW: En die manier doet me wel goed dus? |
D: Ja ik denk dat het culturele gedeelte goed wordt gepresenteerd. Het heeft wel vaak en hoog gehalte cultuurshoppen. |
WdW: Heb jij een idee over wat goed voor mij
is? |
D: Dat mensen die een relatie met jou hebben eerlijk zijn. Eerlijk lijkt een makkelijk woord maar is eigenlijk een heel moeilijk woord. |
WdW: Is dit eerlijk? Wil wijst naar het programmaboekje
van de Museumnacht. |
D: Eerlijk zie ik gekoppeld aan het erkennen van behoeftes waar onherroepelijk wat uit onstaat. Museumnacht, ik weet niet of daar een behoefte aan is maar het wordt wel aangeboden. Dan heb ik al mijn twijfels erbij. Het heeft jou naam of gebruiken ze alleen jou naam? Ik geloof dus meer in de behoefte van jou en dat we daarmee bezig zijn dan dat we weer een aanbod creëren waarvan we misschien denken dat het interessant is. |
WdW: Hoe zou men mijn behoeftes kunnen lezen? |
D: Door eerlijk sociaal betrokken te zijn. Ik denk dat dat niet genoeg gebeurt omdat er niet echt een gezamenlijk beeld is en dat speelt een rol. |
WdW: Zou mijn veeleisendheid mensen misschien
afschrikken? Omdat ik me te kwetsbaar opstel? |
D: Jij geeft mensen de keuze eerlijk te zijn of niet. Eigenlijk zou er geen keuze moeten zijn. |
WdW: Dus ik geef mensen de keuze...omdat ik
zo flexible ben? |
D: Er zijn dus weinig mensen die voor jou kunnen denken of oordelen. |
WdW: Alhoewel jij dat dus wel doet. |
D: Ja, dat is ook een voorwaarde van eerlijkheid en
betrokkenheid waarmee we jou kunnen helpen, er voor jou kunnen zijn.
Als er meer personen zijn die die betrokkenheid kunnen delen dan heb
je waarschijnlijk en serieuzer gesprek over jou en over hoe we kunnen
luisteren naar jou behoeften en niet naar de behoeften van het aanbod,
dat wat nu te veel losstaat van de betrokkenheid. |
WdW: Wat heb ik dan nodig, wat is mijn behoefte? |
D: Er zijn al genoeg plekken en momenten waarop we
massaal bij elkaar komen maar we koppelen dat niet aan iets sociaals,
of een behoefte of iets dat uitgepraat moet worden Sociale activiteiten
genoeg maar die staan los van dingen die opgelost moeten worden van
dingen waar we aan moeten werken. |
WdW: Is de museumnacht dan afleiding? |
D: Precies, een soort afleiding. |
WdW: Wie zouden die taak moeten vervullen,
dat ingaan op de behoefte? |
D: Non profit instellingen, die zijn volgens mij ook
ontstaan vanuit die letterlijke behoefte. Bestuurders gaan rekenen
op die instellingen om op die behoeftes in te spelen. Dat wat die
stichtingen doen dat is een voorbode van hoe het moet gaan straks. |
WdW: We staan voor de toren van Babel, een
beroemd kunstwerk in het Boijmans. Zou de Babylonische spraakverwarring
als een metafoor kunnen dienen voor mijn interne situatie? |
D: Moet je nagaan, Nederlanders spreken toch minstens
twee talen, daar zou iets beters uit voort kunnen komen? En er is
een soort natuurlijke concurrentie in het anders denken, daar sta
ik dus met mijn harmonisch ideaal bijna letterlijk tegenover. |
WdW: Betrap jij jezelf er wel een op dat jij
dat ook doet dat geforceerd anders denken? |
D: Ja, jazeker. Het is voor mij ook moeilijk om vaker
stil te staan bij mezelf en wat je zegt. Dat gebeurt omdat je uitgaat
van je eigen betrokkenheid en van een soort bevlogenheid en je niet
alles kan overzien. |
WdW: Kan j je een discussie herinneren met
iemand over mij? |
D: Dat was een discussie over allochtonen. Ik merk
dat ik ondanks alle inspanningen die ik doe te beperkt en eigenwijs
overkom , het is heel plat maar ondanks dat ik en veel allochtonen
bezig zijn goed Nederlands te spreken en studeren en hier onze toekomst
zien, niet worden geaccepteerd. We worden niet als even bruikbaar
gezien. |
WdW: Merk je dat ook in de manier waarop mensen
als kunstenaar met je omgaan? |
D: Ja, heel erg zelfs. Ik denk dan alsjeblieft zeg,
ik weet meer van Nederland dan een autochtone Nederlander. Jij zou
ook wel wat interesse in mij kunnen tonen, onze relatie gaat al een
paar 100 jaar terug! |
WdW: Wat vindt jij van de manier waarop bijvoorbeeld
het Wereld Museum omgaat met de aandacht voor kunst van allochtone
Nederlanders? |
D: Ik denk dat dat best en voorbeeld is. Alleen waarom
moet dan weer die scheiding gemaakt worden tussen wereldkunst en jijzelf,
alsof jij niet bij de wereld hoort. |
WdW: Ik hoop wel dat mensen mij als volledig
kunnen ervaren, als een volledige entiteit met een herkenbaar gezicht. |
D: Dat is een super droom. Ik zie jou dromen als behoeftes.
Een goede manier van dromen is bijvoorbeeld een wereld carnaval, niet
alleen Caribisch maar met z’n allen een moment waarop je alles
tegelijk ziet. |
WdW: Je bent beeldhouwer. Laat je je door
mij inspireren? |
D: Jij houdt me met mijn benen op de grond want ik
heb mijn werk, ik ben niet de werkelijkheid aan het ontvluchten. In
jou werkelijkheid ben ik met mijn werkelijkheid bezig. De reacties
die jij bij mij oproept vertaal ik in mijn wereld naar hoe ik de werkelijkheid
wil zien. Ik heb jou beelden nodig om mijn wereld te kunnen bouwen.
Die twee werkelijkheden spiegelen zich aan elkaar, ze versterken elkaar
en maken vergelijking mogelijk. De mogelijkheden die ik creëer
zijn alleen nog maar om te bekijken, ze zijn visueel, nog niet reëel. |
WdW: Wat ben je nu aan het maken? |
D: Ik ben letterlijk afval aan het verwerken. De beelden
hebben meestal menselijke verhoudingen. Ik bekijk hoe ik in afval
collage’s de willekeurigheid de ruimte kan geven in de manier
waarop ik dingen aan elkaar verbindt om uiteindelijk toch tot op zichzelfstaande
beelden te komen. |
 This work by Fucking Good Art and collaborating artists and writers
is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License. Based on a work at www.fuckinggoodart.nl.
 This work by Fucking Good Art and collaborating artists and writers
is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License. Based on a work at www.fuckinggoodart.nl.
^
|

Directeur Fonds BKVB Lex ter Braak op Art Rotterdam
A vintage circa 1981
necklace consisting of beads and buttons, from a distance giving the
impression I’m wearing a dog collar.
Late February,
I help Mirta Demare with her booth at Art Rotterdam, I show an assemblage
and a collage with her, meet one of her other artists Cathrin Boer, who
shows photography and a sculpture. Meet and greet ever cheerful Adriaan
van der Have. Have to leave for Paris, therefore I miss the fair’s
opening, since one of the girls who were modeling for me there last year,
got harassed by the fair’s director, I feel much better off on Thalys.
Premier Vision etc., at night we see the ScissorSisters perform at a small
Parisian nightclub, for me as antidote against a spoiled show of them
I saw at Paradiso recently as it was trampled over by a student crowd.
Jake is wearing an eye-patch. By the time we reach the after-party at
nightclub Twins guitarist Del Marquis is already heading out with two
Parisian pranksters, luckily he whizzes us past the queue outside (good
timing). Inside Paddy Boom & Ana Mantronic spin oldskool hip hop,
metal and Bee Gees, chic crowd, clean fun.
March,
A week of early spring in New York, not a leaf on the trees yet but sunbathing
in T-shirts. I visit for Artists Talk on Art concerning Ray Johnson entitled
Tender Prankster. Staying with William S.Wilson in his Chelsea Brownstone.
William was one of Ray’s faithful correspondents and since Ray’s
death in 1995 his most faithful collector and archivist. There are beautiful
Peter Hujar portraits of William’s wife Ann and of his mother May
Wilson who, in her sixties in the seventies decided to become an artist,
moved into the Chelsea Hotel and hosted the burgeoning New York art-scene
of the time. William shows us a Robert Indiana assemblage which says ’30’
given to him by Robert on his 30th birthday. In a Chelsea Gallery where
Tender Prankster is staged we meet Billy Name, he decorated Andy Warhol’s
first Factory silver and took many of the famous pictures of early Factory,
now a bearded, very articulate man who has come down to NYC from Poughkeepsie
with an entourage in a hippy-van. In fact him and Michael Findlay are
the ones who keep the panel discussion on Ray Johnson sharp.
Later that week the adorable Venezuelan graphic designer of bountiful
talent Oscar Henriquez who has just finished Cooper Union, Gerard Forde
who is over from London, and me, go and listen to Justin Bond of Kiki
and Herb fame. Justin has put together a charming nightclub show ‘uncorked’.
Accompanied by a quartet he sings lots of dark classics while downing
a bottle or two of Champagne. A line from a Leonard Cohen song he covers:
‘and all that driving around’ haunts me on most cab-rides
the following weeks.
Meanwhile there are commercial art-choices at the Armory Show and curated
art-choices at the Whitney Biennial. At the Whitney I love a very classical
room where David Hockney, Elisabeth Peyton and Jack Pierson are combined.
Jim Hodges’ work makes me wonder why Erik Hanson isn’t included
and Dike Blair’s work is concentrated as ever. There is messy installation
art which looks like Chicks on Speed window dressing to me, the New Yorker
and the New York Times rave, Kusama’s fairy tale space is awesome,
they could have ordered Gaspard Yurkiev’s Kusama T-shirts in bulk
for the museum shop... Catherine Opie’s pictures here make me visit
her solo show at Gorney Bravin + Lee where she is showing a bigger grouping
of photographs of ‘the surf in waiting’ and a series of portraits
of surfers all ages and genders.
Dinner at Florent; Florent Morellet’s restaurant (son of François
Morellet) in the now completely transformed meat packing district where
hardly any meat is being packed these days, by now the restaurant has
gone back to its original 24h on 24h diner function, just like more than
a decade ago when it was working-girls, club-kids and truck-drivers conviviality.
Florent is there himself and so are Popstar Paul Alexander of the Ones,
Fashion designer Robert Funk and Art historian Gerard Forde, ‘Twenty
Ones’ Oscar + Heinrich join us later to go to nightclub the Slide.
Lip sync.performances here; somehow New York is lagging behind London
these days. Battleship-like-oldskool-trannies parade around like they’re
the untouchables here, while London has moved on to the bastard-bearded-boy-in-heels.
Wonderful exception at the Slide is Bunny; a big big guy sporting a moustachio
and a blue camouflage-patterned Bunny suit, silly ears etc., he is said
to have Bunny suits in all colours...and àlways as a Bunny...we
like persistence. Boy George (he comes in Bunny size too nowadays...)
is there and so are eighties artist Kenny Scharff and Popstar JoJo Americo,
it’s all a bit 41-meets-21-night but who cares....a Marc Jacobs’
coat gets stolen in the confusion and resurfaces later. Added value to
New York clubbing is a constant in and out of club onto street or into
courtyard for smoking-sessions and/or stark neon light effects, this certainly
gives interesting options and vantage points often lacking in clubland
before. Williamsburg seems to have lost it’s draw, safe for Spencer’s
night. With Rogue, even ‘inventor’ of electroclash Larry Tee
and his host du jour Tobell von Cartier have relocated to the East Village.
After checking Bas Bremer’s latest meticulous inkdrawings on photographs
at Roebling Hall’s SoHo annex, and a quick glance at Rem Koolhaas’
Prada Flagship because my company is unfamiliar with it’s interior,
next door at the New Museum see early John Waters movies, ‘Eat your
make-up’, ‘Hag in a black leather jacket’ featuring
a slim Divine.
The weather shifts back from spring to 10 inches of snow,
I love it. I go see my friend Tony Feher and the Tokion office which has
recently opened up across from his studio on Clinton Street (Tokion is
a Japanese/ American style-magazine and my favorite of it’s kind
at the moment) Later we go for dinner at a new gentrification-last-phase-Brasserie
there on the lower east-side where supposedly it is impossible to get
a table at short notice except when one pops in for late shift on a weekday
like us. Run into Brian Kish there who is a dealer specialized in furniture
designed by Italian architects from the forties and fifties.
An errand for a friend from London; returning some editions and the profits
from sales to Cary S. Leibowitz a.k.a.Candyass, an artist who these days
makes a living working for Christie’s. So this guy doesn’t
know who I am and as I bring him the dollars and his works at his work
address he gives me some Fedex-person-treatment, well anyhow I am doing
my friend from London a favour. This Candyass posed as ‘Asshole
Jewish Gay Loser Person’ for years as his art so maybe it’s
all about that still, but in reverse since he has a job now, or plain
bad manners. Well the man was cheerfully dressed. It might not have been
bespoke Oswald Boateng but at least it was clashing colours.
I relocate from Chelsea to the upper west-side to stay at the Park Royal
(next door to the Dakota) where my friend Robert Funk currently shares
his big rambling apartment with Berlin boy Heinrich who is in New York
working on the development of a vaccine for Hepatitis-C at the Rockefeller
University Laboratories across the park on the upper east-side. It’s
all about science suddenly since I walk across a gorgeously snow covered
Central Park to have dinner with composer Paul de Jong and Anna, his Portuguese
girlfriend who is doing research in those same Rockefeller University
Laboratories into deeper meanings and effects of smell on human behavior.
Back in Rotterdam,
dinner again with Paul de Jong plus a roguishly seductive German musician
with whom in the meanwhile he has been on a tour of experimental gigs
in Germany and Belgium. The next day we listen to the Rotterdam Philharmonic
and soloists perform John Adams’ opera ‘The Death of Klinghofer’
at Nieuwe Luxor, at Witte de With
a show opens from Jasper Conran’s Design Museum in London on Alison
and Peter Smithson. Documentation and a text on post war housing they
did in the East End of London, delighted as it happens to describe Gareth’s
flat where I had cocktails last December (FGA #2) A Belgian artist also
showing at Witte de With thinks it’s clever to have styrofoam models
carved of the Twin Towers and show them accompanied by a pretentious statement,
how sad. Well, whatever... Witte de With center has a transparent lift,
so one can elegantly zip from the top floor straight out of there while
still getting a view of a drinking opening-crowd in the foyer on one’s
way down.
Before I am off to Paris again photographer Ari Versluis and I find time
to go eat pizza’s together, a trendy pizza-place, someone whom I
always think is the painter Erik van Lieshout is quite funny, getting
up from his table all the time to give his dinner-date shoulder massages.
In Paris Cristophe Chemin stages his ‘Girls just want to have fun’
to great acclaim in a target space in le Marais. It is part of a series
of artworks and performances he started at Pulp nightclub last year, in
which the lives of Bernadette Soubirous, Anne Frank and Eva Braun strangely
intertwine, “Et elle était ce qu’on appellerait aujourd’hui
une teenager, a l’époque, c’était une gamine
qui voulait se détacher du clan familial” is the show’s
subtitle. A fashionable and numerous turnout, a soundscape by Patrick
Vidal, a guest appearance by la Bourette.
Japanese Chihuahuas sporting art lovers.
Dinner at Chez Omar afterwards with a nice party of girls who just want
to have fun . Later we try to blend into another after-party of that same
event over bottles of Sin-Tao, things turn kind of awkward. If it hadn’t
been for Christophe’s strip-down-completely-in-a-social-situation-moment
or photographer Franck Miatello revving up conversation in a stark red
outfit, things would have been dragged down by the presence and gloomy
mood of controversial-fervent-bare-backing-advocate and French-media-personality
of Guillaume Dustan who is not really liked by some, and not respected
at all by others present. Next day we attend a very intimate performance
of Jenny Bel Air at le Petit Robert in Montmartre, thinking also of Justin
Bond some weeks prior in New York it seems this is what people want right
now, a traditional run of performances in a venue so specialized it feels
like a secret and a privilege to be there. In the hey-day of disco when
international celebrity Pop-culture embraced Paris too, Jenny Bel Air
was the one who decided at the door of le Palace (the Parisian answer
to Studio 54) who was in or out, her most notorious rejection ever being
Mick Jagger. Her show at le Petit Robert is hilarious and touching.
I have an errand in Bastille and stop by Alain Gutharc’s gallery,
sole survivor in what a decade ago was an area desired by upcoming galleries.
Alain is there himself, tells me he’s on the lookout for a Marais
location, he has a group show including François Xavier Courrèges,
a guy I once interviewed. In a short film he depicts a candle shaped like
two characters (ernie&bert) from Sesame Street carrying a birthday
cake that says ‘Happy’, the video’s length is the time
it takes for the candle to burn, constantly circling to a silly tune in
front of Japer Conran Vorticist wrapping paper with extra white dots added
to the design. A solo show of F.X.C.’s video work entitled 'j'ai
un rêve' opens that weekend at Abbaye de Maubuisson near Paris,
on ’til late August.
In Rotterdam Rob Hamelijnck and Martin van den Oever have organized a
day commemorating the recent death of French anthropologist and cineast
Jean Rouch at de Unie. Unfortunately the cinema verité style, with
it’s hand held camera, after like twenty minutes always makes me
physically unwell. Catherine David has agreed to introduce Jean Rouch
and does so very elegantly à l’improviste. Her plead for
the figure of ‘Vieux Con’ (Jean Rouch apparently turned into
one towards the end of his life) is quite touching and saves my afternoon.
Next day I take up Sonia Rijnhout’s invitation to come and swim
in a pool in Sliedrecht alongside which she has executed an enormous and
enormously invigorating colourful mural. It really works magic when we
swim around. Children and women who have come do so with great pleasure
whereas most men present wear blue plastic shoe covers and drink beer
next to the pool. Nous Faes offers me a lift back into town in her classic
white BMW. (statistics are: BMW drivers have 2.8 times sex a week whereas
Porsche drivers only 1.9 times...) Socially and culturally it is a bit
dull in Rotterdam so 3 weeks here in a row and I already end up with Warholian
‘nobody called, nobody came days’. This time of year long
days and the sublime light on the majestic river near where I have a small
flat make up for that easily.
Head out for an opening at a gallery in a restaurant complex, photography
on display, Damien Hirst editions, retro DJ Ted Langenbach spins. A magazine
that still has to be made is already ‘launched’. Artist Frank
Bruggeman is there and still very excited over a flower arrangement he
has done to accompany a Viktor & Rolf dress in which a girl married
a Dutch Prince that day. I am not all that impressed with these Dutch
Princes to begin with and have no clue as to who marries them. I unintentionally
stun him with my idea that it’s maybe best to enjoy the royal money
but keep the whole thing kind of silent....bewilderment....apparently
I am the last anti-royalist around.
A friend in Paris wanted to go see Gus van Sant’s film ‘Elephant’
for a second time, with me, we never got around it so finally in Rotterdam
I find time to go, without second thoughts: brilliant, non-judgmental,
un-moralistic, and including the most convincing rider I’ve seen
in years, over the full 6 or 7 minutes of Beethoven’s Adagio Sostenuto
from the Mondschein Sonate. Seeing it reminds me of Slater Bradley’s
short film I forgot to mention as part of the Whitney Biennial; close-ups
of a youth choir at the Notre-Dame in Paris, stunningly capturing states
of gawkiness and anxiety in kids who’s singing channels Divinity.
^Sico Carlier, Rotterdam, May 10 2004
Bulka quote
‘As individuals, it is important to have
conversations. As a culture, we have to have stories. Art criticism serves
some purpose in aiding these. Art? Making it is some form of therapy. Art
schools, galleries, openings, the “artworld” are about socializing
and bonding. Buying art or membership in a museum is a cultural identification
signifier. The actual object is that moldy stuff in the back of the refrigerator.’
^ Michael Bulka in FGA-Chicago
Colophon
Fucking Good Art: Rotterdam * Berlin * Zurich
Published on paper and online.
Artists and editors: Robert Hamelijnck and Nienke Terpsma, always working with a changing collective of makers and thinkers.
Contact @ FGA |
Subscribe to FGA Mailinglist
Fucking Good Art is a travelling magazine and editorial project for research in-and-through art by Dutch artists and non-academic free-style researchers Robert Hamelijnck and Nienke Terpsma.
We are interested in oral tradition, anthropology of art, documentary and journalistic forms of inquiry, anarchism and self-organization, collective strategies, and networks.
Our first issue FGA#1 was published in December 2003 on pink A3 paper. English translation and copy editing by Gerard Forde. Webdesign by catalogtree. Co-publishers are Edition Fink, post editions, and NERO. Distribution and sales always through Motto Berlin and FGA, and available in bookshops around the world.

Fucking Good Art is supported by Mondriaan Fund Amsterdam.
^
|