#1 |
#2 |
IFFR#33 |
#3 |
#4 |
#5 |
#6 Munchen |
#7 |
#8 |
#9 |
#10 The Interviews |
#11 |
#12 Berlin |
#13 Dresden |
#14 |
#15 |
#16 Copenhagen |
#17 IFFR |
#18 Riga |
#19 Conceptual Art |
#20 The Swiss Issue |
#21 Aktie! |
#22 Rotterdam Art Map 1.0 |
#23 Bruxelles |
#24 Maasvlakte 2 |
#25 Douala |
#26 Rotterdam Art Map 2.0 |
#27 Tbilisi |
#28 Budget Cuts NL |
#29 Italian Issue |
#Side by Side |
#30 Rotterdam Art Map 3.0 |
#31 It’s Playtime |
#32 Rennes Free Edition |
#33 Rotterdam Art Map 4.0 |
#34 Arnhem Art Map |
#35 Existentialism |
#36 Pascal Gielen |
#37 The Swiss Issue revisited |
#38 What Life Could Be |
#39 The Void |
#40 Over ziek zijn/On Being Ill |
#41 Side by Side (2020-2021) |
#42 Shelter for Daydreams |
Colofon
Redactioneel / All sensations are good /
The power of criticism /
FGS-Introductie /
Sam /
Turner Prize /
Pauzewandelingen#6 /
Bulka
Quote /
Kabouter Buttplug /
Go for Soft Institution /
Für wen machen Sie das denn? /
Untitled /
Angst & Ruimte /
VS /
Colofon
Redactioneel
Melly Shum van Ken Lum is weer terug, vers geplakt en ‘still hates her
job’. De kinderen van Cool waren opgelucht dat ze weg was; ze vonden haar
eng. Witte de With heeft er nog drie, daarna is het gedaan. Witte de With
bestaat deze maand 15 jaar en na Catherine David heeft Hans Maarten van
de Brink, de Tussenpaus van WdW, twee jaar gekregen om te kijken hoe het
verder moet. Het afgelopen jaar publiceerden we zeven FGA’s; vijf Rotterdam-nummers,
een IFFR filmspecial en een München editie. We beginnen aan ons tweede
jaar, en zullen ons periodiek voor kunstkritiek blijven uitbrengen onder
het motto ‘in selfless service to our community’. Als wij iets schrijven
over die ene tentoonstelling en niet over die andere, dan is dat omdat
we er iets over willen schrijven, en niet omdat we dat moeten. Eerst verkeerde
de kunst in crisis, een crisis bij design volgde, en nu is het de beurt
aan de kunstkritiek. Maar is er wel een crisis, zijn we niet met z’n allen
verveeld met wat we hebben en op zoek hoe het verder moet. Wíj willen
dit jaar onze positieve kritiek in direct-style verder radicaliseren.
Tot slot. Het Rotterdamse college van B&W overweegt 8.500.000 op kunstinstellingen
te bezuinigen. De Rotterdamse kunstinstituten vinden het belangrijk om
een positie in te nemen vóór of tegen het lokale of provinciale. Sjarel
Ex wil ‘aandacht besteden’ aan de lokale kunstenaars, en Tent. wil na
het vertrek van Arno van Roosmalen haar provinciale nestgeur kwijtraken.
De lokale kunstenaarsinitiatieven trekken zich nergens wat van aan; de
Player, Kaus Australis, de Vrije Schuur, Het Wilde Weten, Studio?, Wohlfahrt,
Worm e.a. gaan door met hun internationaal programma. In dit nummer hebben
we een nieuwe column van QS Serafijn met de titel Fucking Good Society.
Verder bijdragen van; Sico Carlier, Jason Coburn, Mariette Dölle, Rob
Hamelijnck, Arne Hendriks, Renske Janssen, Lauran Schijvens en Jan Vermeijden.
FGA verschijnt onregelmatig in gedrukte editie, maar is altijd te lezen
op www.fuckinggoodart.nl. Fucking Good Art wordt door ons verspreid, en
is ook gratis verkrijgbaar bij boekhandel Van Gennep, XX Multiple galerie,
De Unie en Wormwinkel in Rotterdam, en Artimo A-Z in Amsterdam.
^Rob Hamelijnck en Nienke Terpsma
The Power of Criticism
Symposium. Staedelschule, Frankfurt am Main, 18 december, 2004 Sprekers:
Yve-Alain Bois, Benjamin Buchloh, Helmut Draxler, Tim Griffin, Jutta Koether,
Niklas Maak, Vanessa Joan Mueller en Martin Saar
ALL THEORY OF ART MUST THUS ALSO BE CRITIQUE
(Theodor W. Adorno)
Wat is de positie van de hedendaagse kunstkritiek en is er sprake van
een crisis in kunstkritiek, zoals tijdens het symposium werd beweerd?
In de hoop tot nieuwe criteria te komen door de parameters op een rij
te krijgen in de vermeende nieuwe situatie waarin de kunstcriticus opereert,
organiseerde het Instituut voor Kunstkritiek (opgericht door Daniel Birnbaum
en Isabella Graw in 2003) op 18 december 2004 het symposium ‘The
Power of Criticism’.
De markt of het keurslijf?
‘Kunstkritiek is een marginaal verschijnsel. Het heeft geen belangwekkende
en urgente functie of invloed binnen de gecommercialiseerde en geïnstitutionaliseerde
kunstwereld’. Graw opende het debat met deze woorden als onderdeel
van een statement over de status van kunstkritiek. Volgens Graw wordt
de positie van de hedendaagse kunstcriticus ondermijnd door de veel te
ver doorgevoerde marktwerking. Er is nauwelijks nog sprake van een kritische
analyse die is ingegeven door historisch besef. Kunstkritiek wordt ervaren
als te specifiek en cultuurkritiek als te algemeen. De ideologie van een
objectieve benadering van datgene wat de criticus moet beschrijven lijkt
niet meer mogelijk en zelfs irrelevant. Daarbij komt dat de criticus zich
vereenzelvigt met het object, met de kunstenaar. Later in het debat blijkt
dit niet zonder reden te zijn. Met het schrijven voor kranten en tijdschriften
alleen, verdient de criticus nauwelijks. Schrijven voor catalogi betekent
vaak het lezerspubliek te overtuigen van een kunstenaar, veelal resulterend
in de statementachtige stijl van een persbericht. Daarnaast moet de criticus
een belangwekkende positie innemen wil hij gevraagd worden. Zo raakt de
kunstkritiek steeds meer verstrikt in complexe machtsrelaties.
Ik vroeg mij tijdens het debat af: Kan een kunstcriticus wel werkelijk
zuivere kunstkritiek leveren, onafhankelijk, los van de markt? Slechts
enkele van de vele interessante denklijnen van de acht genodigden kan
ik hier kort noemen.
Volgens Graw zou de ideale kunstcriticus, die zich begeeft in een tijdperk
waarin de macht van de markt alleen maar groter wordt, juist de situatie
waarin hij zich bevindt moeten analyseren en zo de nieuwe mogelijkheden
en grenzen ervan moeten ontdekken. Dat betekent ook de complexe machtsstructuren
van de kunstwereld zelf in analyse nemen.
Yve-Alain Bois is van mening dat de taak van de criticus zou moeten zijn
het de-instrumentaliseren van kunst en kritiek. ‘Reclaiming retrait’
of, met andere woorden, de criticus moet zich continue in een proces van
emancipatie bevinden om kunstkritiek te kunnen beoefenen. Hij moet beseffen
dat onafhankelijkheid in deze context een illusie is, want zo lang er
kunst bestaat is er productie en die productie wordt geconsumeerd. Het
oude avant-garde idee dat kunstkritiek vrijheid brengt is een mythe (zeker
in een kapitalistisch systeem) en stemt zelfs overeen met de huidige neoliberale
handelseconomie, dat zich kenmerkt door de suggestie van vrijheid. De
kracht van de criticus is gelegen in het opheffen van de magie rondom
dit ‘vrijheids-denken’.
Veel pragmatischer was het standpunt van Niklas Maak, criticus Frankfurter
Allgemeine Zeitung. Om verlies van het zelfbewustzijn van de kunstcriticus
tegen te gaan, pleit hij voor meer schrijfruimte waardoor een nauwgezette
analyse weer mogelijk wordt (1989: gemiddeld stuk in FAZ nog zo’n
300 regels!). Ook wijst hij expliciet op het gebrek aan informatie over
persoonlijke motivaties achter keuzes van curatoren en directeuren van
musea en kunstinstellingen. Zo schrijft hij dat er nergens wordt beschreven
wat de beweegredenen waren voor het tonen van de Flick-collectie in de
Nationalgalerie in Berlijn. Over personen schrijven is volgens hem verhelderend,
uitdagend, politiek en vol consequenties. Zo kan er weer een echt kritisch
platform ontstaan.
Vrijwel iedereen, behalve Benjamin Buchloh (‘space for art criticism
is
closed’), is het met elkaar eens dat aansluiting moet worden gezocht
met bredere politiek-culturele ontwikkelingen ten einde hun eigen vak
de juiste context te geven.
‘The Power of Criticism’ laat zien dat kunstcritici zich bewust
zouden moeten zijn van de machtsstructuren binnen en buiten de kunstwereld,
want kunstkritiek moet ‘ontwarren’. Het gaat zogezegd om het
deconstrueren van complexe realiteiten waarin de hedendaagse kunst zich
bevindt. Als het goed is beschouwt de criticus kunst als een gelijkwaardige
partner. Het was voor mij een opluchting om aan het einde van het symposium
te kunnen constateren dat er in ieder geval helemaal geen crisis in de
kunstkritiek is, maar dat juist door de veel te ver doorgevoerde marktwerking,
inherente concessies en scheefgegroeide verhoudingen, een onontgonnen
gebied is opgedoemd waaruit ‘culturele producenten’ rijkelijk
kunnen putten. Posities kunnen weer worden ingenomen. Mits zelfkritisch
natuurlijk.
^Renske Janssen, assistent curator
bij Witte de With
http://www.artmonthly.co.uk/archer.htm
Fucking Good Society: Introductie
Ik heb gezwegen, ik heb me stil gehouden zolang de Grote Intellectueel
sprak: Theo van Gogh. Nooit geweten dat hij zoveel vrienden had. Politici
die enkele maanden geleden nog de vraag opwierpen of we het koningshuis
mochten beledigen hadden hun monden vol ter verdediging van het vrije
woord. Satire mag niet, ordinair schelden wel. Het vrije woord? Van zo’n
Wassenaars zakkenwassertje? Van zo'n verwend kereltje dat in zijn eentje
het studentencorps wilde overdoen? Zo'n jongen die elke avond zijn particuliere
aflaten regelde door alles voor zijn vrienden, kenissen of wie dan ook
te betalen?
Van Gogh wilde alles kunnen zeggen en adoreerde Pim Fortuyn. Intelligente
mensen die Pim Fortuyn adoreren zijn suspect. Fortuyn is het slechtste
wat Nederland overkwam. Nu hij onlangs bijna werd verkozen tot de Grootste
Nederlander Aller Tijden is de maat vol. Fortuyn was intelligent maar
ijdel als zijn anus en verwerpelijk in zijn recht-voor-zijn-raap politiek.
De politiek leerde er namelijk helemaal niets van. Het enige wat Fortuyn
bewerkstelligde was de emancipatie van dom Nederland. Die stem horen we
nu elke dag via de media: van-de-pot-gerukte racisten, fundamentalisten
en armoedzaaiers. Het zijn de huilebalken van Nieuw Nederland. Eigen volk
eerst zou ik zeggen!
Het is niet verbazingwekkend dat zowel van Gogh als Fortuyn en anderen
die het vrije woord een warm hart toedragen de tv in hun armen sloten.
In deze beerput is elke drol koning. Als mijn buurman tegen mij zei wat
Van Gogh schreef, zou ik de andere kant opkijken.
En waar waren wij, kunstenaars? Stonden wij misschien met onze schilderijtjes
in de rij voor de arthoteken die ons monddood en vooral onderbetaald houden?
Of stonden we in onze smerige ateliertjes en masse na te denken over de
wereld en hoe het nu verder moet? Ik denk het laatste, niet waar? Of waren
wij misschien hard bezig die onderontwikkelde kut-Marokkaantjes in onze
vingerverf-projecten te intergreren? Wij geile kruipertjes. En waar waren
onze museale kakkerlakjes? Kruipend in het depot van Veilige Dromen? Of
dinerend op kosten van de zaak? Pas op hè! Ik mag alles zeggen:
het vrije woord!
Het vrije woord is een groot goed. Geen satire, geen ironie, geen tongue-in-cheek.
Gewoon recht voor zijn raap. Frontaal. Direct. Dat is wat we nodig hebben.
Dat zijn de oplossingen voor de samenleving van nu.
Hè vuile grindtegel. Hoor je wat ik zeg! Dat zijn de oplossingen
voor nu, dat zijn de oplossingen voor een Fucking Good Society. Ga je
kanker-moeder neuken, lul!
^QS Serafijn
Sams Slaapkamer
Ronald Cornelissen bij XX Multiple galerie, 14 nov. t/m 9 jan. 2005
Als je Ronald Cornelissen Googled krijg je 282 hits. Bijvoorbeeld: ‘RONALD
CORNELISSEN is a painter, a sculptor, and a full-time member of PRINCESS
DRAGONMOM!!! He’s Dutch too!!!’ Wat hij bij XXMultiple laat
zien is zo absurd en wonderlijk; je wordt er vrolijk van. Ik zag hem op
de opening van Rirkrit. Wij spreken altijd over muziek, niet over kunst.
Hij raadde mij een CD box aan: Early Dutch Electronic Music from Philips
Research Laboratories 1956–1963, met o.a. Dick Raaimakers en Kid
Baltan. Heb ik gelijk gekocht. Ook prachtig.
^RH
Pauzewandelingen #6
Het was stiller en donkerder dan anders in het museum. Ik had mijn tocht
door de kabinetten gemaakt. Weer was de piepkleine Breitner de favoriet:
roker in de spiegel. Ik weet niet waarom—vreemd, want vroeger wist
ik het wel. Het ‘waarom’ der dingen en gevoelens komt niet
meer in mij op. Ik zie zogezegd nog wel het middel van bestaan van mensen
en dingen, maar niet meer de reden van bestaan. Dat is nuttig en prettig.
Elfferich zag het goed met zijn paradox in het wezen van de Rotterdammer—zakelijk
en emotioneel.
Prettig, als ik mij niet meer opwind over de precisie waarmee elke morgen
een zwiepend reclamebord tussen de entrée van Boijmans en de sculptuur
van Yilmaz geplaatst wordt. Nuttig, als ik dan gewoon op Jan van Capellen
van de museumwinkel af kan stappen en hem vrij van verontwaardiging en
zonder gene kan zeggen dat zijn ondernemerszin Boijmans onwaardig is.
Bij vergissing ontstond een gesprek over kunst. De winkelier meende het
alledaagse—zijn alledaagsheid—naast de sokkelloze brons te
kunnen plaatsen, omdat het de kunst niet wezenlijk raakt. ‘Mijn
winkel trekt de mensen naar binnen en geeft kunst juist aandacht.’
En dan: ‘Het alledaagse is zo vaak gekopieerd en in plaats van het
meesterwerk gekomen dat het onderscheid is zoekgeraakt. Ik zie au fond
het verschil niet meer tussen een bronzen unica en een aliminium reclamebord.’
Ik antwoordde dat inderdaad de kunst ongrijpbaar, onaantastbaar en de
jongste ontwikkeling moeilijk te vatten is, maar dat het instituut daarentegen
heel kwetsbaar is. Van Capelle, zei ik, je aanbiedingen ontsieren niet
de sculptuur van Yilmaz, maar de entrée van Boijmans. Het spel
met schijn en werkelijkheid kan door iedereen gespeeld worden, dat is
inderdaad niet voorbehouden aan de kunstenaars, maar we moeten wel een
echt en voornaam instituut hebben waarvan de muren het spel beschermen.
Enfin, hij beriep zich op contracten, zijn staat van dienst en de ondankbaarheid
in het algemeen.
Hij had het slimmer moeten spelen. Bij Rikrit Tiravanija had ie best een
beetje ruimte kunnen krijgen voor het spel met de realiteit, en de kunst
hierin iets anders—of zelfs helemaal niets—te zien. Die kerel
is een van de gewieksten. Bij hem liggen alles en niets zeer dicht bij
elkaar. Dat wil elke winkelier. Je bevind je in een soort niets en toch
is er van alles; je weet je in een waardeloos decor en toch vormt het
een wereld op zich.
Je kijkt naar de kleren van de keizer en wordt op en top geamuseerd. Van
Capelle had er iets met lege agenda’s of kliekjeskookboeken kunnen
doen.
Vanwege de Novemberbuien was het in lunchtijd nogal donker op straat.
Warm licht bescheen de schitterende staande klokken- en snuisterijententoonstelling
in de nieuwbouw en verlichtte de straat tussen Boijmans en Arminius. De
nieuwbouw blijkt ’s nachts en van buiten af een eersteklas tentoonstellingsruimte
te zijn.
^Jan Vermeijden
Bulka quote: Advice to artists-part
two
A good artist will pay attention to the world. It is not that the crap
for sale at dollar stores, an article in a journal of some other field,
something on late-night public-access cable, the actions of a poilitical
group, an obscure out-of-print book or the classics you should have read
in school, or human interaction at the local grocery or tavern may be
‘relevant to the work’, but the possibility that it may make
the work irrelevant. For a successful artist, the world is a distraction.
Maintain your focus. Look at the pictures in the few remaining important
art magazines. Wait for someone one rung up the ladder to tell you what
to say you’ve read.
^

Fucking Good Society 01: Kabouter
Buttplug
‘Kabouter Buttplug’ (Santaclaus) is een Kerstman met een bel
in zijn linkerhand en een butt plug in zijn rechterhand. Het is een beeld
van de Amerikaanse kunstenaar Paul Mc Carthy. Een butt plug is een soort
dildo, maar dan in eivorm: het middenstuk is dikker dan de boven- en de
onderkant. Butt plugs worden voor anale penetratie gebruikt. Door de vorm
blijven ze op hun plaats zitten. Als je een dunne dildo of vibrator in
je anus laat glijden, duwen de spieren die automatisch naar buiten. Maar
een plug blijft zitten doordat de anale sluitspier zich om het onderste,
dunne gedeelte sluit. Heel handig en functioneel dus, gewoon een goed
ding.
De butt plug van Santaclaus is een drietraps-dildo en lijkt daardoor op
een gestyleerde kerstboom.
–‘Ik zit erover te denken om een buttplug te kopen via internet,
maar zijn die dingen nou duur? En word het een beetje discreet bezorgd
enzo? En nog een vraag, kan je dat ding er overdag inhouden? En er gewoon
je alledaagse dingen meedoen zonder dat ie opvalt? Of is het puur voor
eventjes? Bedankt’
–‘Hangt er denk ik een beetje van af wat je koopt en wat je
zelf prettig vind, kan je best langer inhouden hoor...’
–‘Een buttplug een langere tijd inhouden kan op zich prima.
En of je het lekker vind of niet is volgens mij persoonlijk... Ik heb
soms een buttplug langere tijd in (uur tot halve dag) en kleed me dan
gewoon weer aan, bij elke beweging word je opgewondener en zo moet ik
van mezelf het hoogtepunt uitstellen. Soms ga ik er dus ook gewoon boodschappen
mee doen! En als mijn vriendin en ik er samen zin in hebben... dan doen
we het samen en stellen we het sexen zo lang mogelijk uit!’
–‘Ja dat kan best hoor, doe hem ook wel eens in voor een tijdje
De ene blijft wel beter zitten dan de andere...’'
De serieuze journalistiek ziet in het beeld een aanklacht tegen ‘consumentisme’.
Zo schrijft de Volkskrant naar aanleiding van de wens van winkeliers om
het beeld op het Binnenwegplein te plaatsen: ‘Daar staat McCarthy’s
aanklacht tegen het consumentisme dan recht tegenover de Media Markt,
dé plek waar Rotterdam zich overgeeft aan bestedingsdrang.’
Volgens Kunstwethouder Hulman is het ‘een goed idee dat mensen af
en toe eens nadenken bij “ongebreidelde koopziekte”’.
Wat een komische wethouder toch. Eerst zelf inkopen en dan de moraalridder
uithangen.
Een minderheid van het college, te weten de twee CDA-wethouders ziet liever
dat het zes meter hoge, 280 duizend euro kostende beeld wordt verbannen
naar een rustig en liefst donker plekje achterin een gemeentelijk depot:
‘Heel veel Rotterdamse gezinnen en alleenstaanden zouden willen
dat ze inderdaad wat meer de ruim uitgevende consument zouden kunnen zijn
waar de stad nu nog steeds moet erkennen ernstig te kampen met armoede.’
De Christen Democratische minderheid vindt steun op www. metalfan.nl (‘Our
first breath is the beginning of death’):
–‘Dus jij zou blij zijn om een mega buttplug te zien als jij
’s ochtends je gordijnen open doet? Dan moet daar echt geen ruk
te doen zijn.’
–‘Neen, niet voor mijn deur, doe maar in zo’n turkenbuurt.’
–‘Kunnen ze het ding niet gewoon in de Maas gooien?’
–‘Hoppa 280.000 euro weggespoeld... En maar klagen over begrotingsproblemen...’
Een inhoudelijk onafhankelijke commissie van experts (Internationale Beelden
Collectie Rotterdam) stelde de aankoop voor. De gemeente keurde het voorstel
goed en bevestigde aldus de expertise van de commissie. Nu het volk mort,
bemoeien raadsleden zich ermee: niet over de aankoop want die is niet
terug te draaien maar over de locatie. Populisme en mogelijk politiek
gewin steken de kop op. In dit soort discussies klinken steeds dezelfde
argumenten door: een kleine groep mensen ('kunstkenners') beslist op basis
van 'onze belastingcenten' over het welzijn de gemeenschap. Dat op deze
wijze alles in de openbare ruimte (pleinen, stoplichten, straatverlichting,
riolering, bestrating, groen) wordt vormgegeven, hebben de klagers niet
door. Behalve wanneer het kunst betreft. Christen Unie/SGP willen het
beeld omsmelten. Ik stel voor dat de gemeente het beeld aan de inwoners
schenkt. De aankoopsom van 280.000 euro wordt onder de Rotterdamse bevolking
verdeeld. Elke Rotterdammer krijgt 0,4 eorocent via de belasting terug.
Dat noemen we het douceurtje van Serafijn. Zo kunnen de Rotterdammers
sparen voor een Feyenoord-pyama. Als ze doorsparen hebben ze de pyama
volgend jaar met Kerstmis in hun bezit.
^QS Serafijn
Go for Soft Institution
21 okt.2004 , TENT. / Witte de With, TRACER 20:30 uur: debat georganiseerd
door Pelin Tan met; Christiane Mennicke (curator Dresden Kunsthaus), Chus
Martinez (curator Sala Rekalde, Bilbao, vervangen door Arno v Roosmalen),
Basak Senova (onafhankelijk curator).
En toen was ze het zat. Basak Senova, freelance curator uit Instanbul
had net geluisterd naar een lang pleidooi uit de zaal over Rotterdamse
kunstenaars die niet in TRACER opgenomen waren, en zei: ‘als een
kunstenaar zijn werk niet onder de aandacht van een tentoonstellingsmaker
weet te brengen dan is dat het probleem van de kunstenaar.’ Daar
moest ze dus uit Istanbul voor overkomen. Ze had vast niet verwacht dat
het publiek nog niet aan zo’n uitspraak toe leek te zijn, want na
die opmerking ging het vrolijk verder over hetzelfde onderwerp.
In het kader van Tracer, de tentoonstelling over 5 jaar Tent, is een aantal
debatten georganiseerd rond door de gastcuratoren aangedragen thema’s.
Pelin Tan, curator van het deel Luggage from another climate, was gefascineerd
door de discrepantie die zij ervoer tussen het Rotterdamse kunstklimaat
van begin jaren negentig, met een actieve, zelfdoenende kunstwereld, en
die van nu, de meer geinstitutionaliseerde versie met Tent. als bloeiend
lokaal centrum. Hoe zou Rotterdam zich verder willen ontwikkelen? Ze nodigde
drie jonge voorbeelden uit: Chus Martinez van Sala Rekalde in Bilbao,
een gemeentelijke tentoonstellingsruimte die ook collectioneert, Christiane
Mennicke, net directeur geworden van het statige Kunsthaus Dresden in
voormalig Oost-Duitsland, en Basak Senova uit Istanbul die zo ongeveer
met haar blote handen een digitale kunstscene van de grond trekt in Turkije.
Go for Soft Institution, daar zou het over gaan, over nieuwe (tussen)vormen
voor instituten in de Rotterdamse culturele infrastructuur. Maar Chus
was ziek. Ter vervanging schoof Arno van Roosmalen aan, waardoor de avond
kantelde naar een publieke verantwoording van Tent-beleid. Daar zaten
Basak en Christiane dan. Het publiek liet zich van zijn lokaalste kant
zien en ging flink door over de miskenning die de plaatselijke kunstenaars
altijd ten deel lijkt te vallen.
Nu zijn Basak en Christiane natuurlijk net zo goed lokale kunstmensen
in hun eigen stad. En toch week hun ervaring met wat goed is voor je stad
af van die van het Rotterdamse publiek. Zowel Basak als Christiane noemde
kunstprojecten met weinig lokale binding als voorbeeld van een enorme
impuls voor de lokale cultuur. Toen Rene Block in 1995 zijn aflevering
van de Istanbul Biennale maakte, negeerde hij de lokale kunstcontext vrijwel
volledig. In Orientation toonde hij een diaspora van kunstenaars en koppelde
die aan een presentatie waarin een historisch overzicht van de Europese
en Amerikaanse moderne avantgardes centraal stond. Deze ontkenning van
de plaatselijke context blijkt achteraf de cruciale voorzet geweest te
zijn voor de lokale kunstenaars om actief te worden en zelf aan een culturele
infrastructuur te werken. Uiteindelijk leidde dat tot de oprichting van
onder andere Platform Garanti. Je zou het niet verwachten, maar een programmering
die juist als bedreigend, anti-lokaal en zelfs arrogant kan worden ervaren,
kan juist heel vruchtbaar en inspirerend voor een lokaal kunstklimaat
zijn. Dus eigenlijk is Go for Soft Institution een slecht idee. Go for
Tough institution! Lief zijn is uit! Een mep uitdelen is in! Nu ja, zo
letterlijk bedoel ik het niet, maar toch zou Tent, dat zich richt op het
stimuleren van het Rotterdamse kunstklimaat, dus best nog radicaler internationaal
kunnen programmeren. Dan weet je als lokale kunstenaar tenminste precies
tot wie je je verhoudt. Tot de wereld om je heen die gelukkig groter is
dan de stad waarin je woont.
^Mariette Dölle, projectleider Beyond, Leidsche Rijn
‘Für wen machen Sie das denn?’
Foreign Affairs: Berlijn, 29 oktober 2 januari in Tent.; De Kromme,
Marc Bijl.
U A, Seit Bereid, Break
the Law, Köpi Bleibt, Scheiss Kapitalismus!!!
Ik zeg nog tegen Marc: ‘Waarom blijf je zo netjes binnen de lijntjes
van De Kromme? Reputatie verplicht, Marc, spuit verdomme toch die hele
kromme muur onder. Dit is de kans!, dat heeft nog nooit iemand gedaan.’
Antwoord: ‘Ik heb geen quotes meer, en ik heb ook niet zoveel tijd
voor deze onzin.’
Valt dat even vies tegen. Hij stond met zijn catalogus in de hand alle
graffitiquotes die hij in Berlijn had verzameld netjes op de muur "aan
te brengen". Marc Bijl is geen politiek activist, anarchist, of kunst-terrorist.
Hij is een kunstenaar die de ‘echte’ jongens van de straat
copieërt en imiteert om er kunst mee te maken die knipoogt naar de straat en het
leven buiten de kunst. Ik vind vooral zijn poging om graffiti te documenteren interessant
en waardevol: omdat het laat zien dat er buiten de kunstwereld ook nog
een andere wereld is waarin mensen durven kritiek uiten.
Wanneer is iets echt en wanneer is iets schijn? Graffiti-kunstenaars maar
ook beeldend-kunstenaars documenteren hun daden graag en veel. Op een
monitor zien we filmpjes van Marcs ‘Aktionen’, en zijn videoarchief
van de typische Berlijnse graffiti uit Kreuzberg. Het laatste filmpje
laat zien hoe Marc, in de schemer, er eentje spuit: KILL MAXIMA. Waarom?
Omdat haar vader een vuil zwijn is? Zeker! Toch zie ik hierin meer een
kwajongens-streek van Quick & Flupke, en geen kritische reflectie
op onze monarchie. Dan had je hem op een muur van Huis ten Bosch moeten
spuiten of op De Kromme van Tent., en niet op een verlaten muur in Berlijn.
Je kunt het maar op een manier bekijken. Het is aanzetten tot moord, een
bedreiging van de grondbeginselen van de Nederlandse rechtsstaat. Zal
dit, ondanks de verhoogde staat van waakzaamheid in Nederland, onopgemerkt
blijven voor de AIVD? Als kunstenaar is het oppassen. Ik vraag mij af
of Marc bereid is zich voor zijn daad te verantwoorden. Ik weet zeker
dat dit niet zal gebeuren. Wij zijn hier in het beschermde reservaat van
de kunst waar alles mag, en in Berlijn maalt niemand erom. Jammer, het
zou de discussie over de hedendaagse (gesubsidieerde) hippe Urban-GuerillaKunst
en de rol van de kunstinstituten zeker goed doen. Nu blijft alles ongezegd.
Hoort graffiti in de White Cube, en wordt zij daar beter van? Kritische
leuzen op straat zijn spontaan en van het leven, zonder een kunstuiting
te willen zijn. Kritische leuzen van de straat adopteren en copieëren
op de muren van de White Cube zijn wel een kunstuiting, en mooidoenerij.
Als je het leven in het hol van de kunst binnensleept wordt zij opgegeten
en uitgescheten als een object. Wat we zien op De Kromme is een ‘object
d’art’ dat haar doel mist, een beeld dat verlangt naar het
‘echte’ leven. Maar ik kan het mis hebben, misschien heeft
Marc wel een geniale strategie. En de kunstwereld vindt het fantastisch.
^RH
http://graffiti.netbase.org
Untitled — de nieuwe kleren
van de keizer
Rirkrit Tiravanija: A Retrospective (Tomorrow is Another Fine Day).
Museum Boijmans van Beuningen, 4/12/2004—6/2/2005.
~EVERY MUSEUM IS A MENTAL INSTITUTION
Ons groepje bestaat, inclusief gids, uit negen mensen. En, zoals een van
hen later opmerkt, ontstaat er vanwege de wat ongebruikelijke situatie
een flauw soort lotsverbondenheid. Als in een lift. De ongebruikelijke
situatie is de overzichtstentoonstelling van Rirkrit Tiravanija in Boymans
Van Beuningen.
De kunstenaar heeft ervoor gekozen geen enkel werk te tonen. Slechts een
aantal op maat gemaakte Multiplex wanden verwijzen naar de locaties, voornamelijk
in de VS en Duitsland, waar zijn werk destijds te zien is geweest. Terwijl
we door de lege zalen worden geleid, beschrijft onze gids op zakelijke
wijze welke nieuwe kleren van de keizer we in onze verbeelding dienen
op te roepen. Ook de reacties van het toenmalige publiek, de pers en de
reflecties van de kunstenaar worden ter overdenking meegegeven. Het is
meer dan alleen een leuk spelletje. Zoals in veel van zijn werk krijgt
het publiek de eindverantwoordelijkheid voor de beleving van het werk
en voor de vorm die het aanneemt. Het werk is wat het publiek ervan maakt.
En dat geldt ook voor het verleden. Een glashelder concept in een glasheldere
uitvoering. Zeker wanneer we in de catalogus lezen dat Rirkrit zichzelf
toch een beetje ziet als opvolger van de iconoclast Marcel Duchamp en
de sociale beeldhouwer Joseph Beuys.
Inderdaad, daar staan we dan, een sociale eenheid publiek in de kaalgeslagen
context van het museum. Tiravanija waakt ervoor zich gemakkelijk te laten
consumeren en als een prachtige dode vlinder aan de wand van het museum
te laten prikken. Als we kleur willen zien zullen we die vandaag zelf
moeten genereren. Al volgen we in eerste instantie dan nog wat mak en
onwennig onze gids, de ruimte is van ons! In totaal ‘bezoeken’
we in een klein half uurtje zeven verschillende plekken tussen 1989 en
2002. Soms ruikt het er virtueel naar verse groene curry uit zijn bekende
kookperformances, soms kunnen we er denkbeeldig slapen, soms kun je eigenlijk
alleen uit het raam kijken. Toch, tot mijn niet geringe verbazing, werkt
het. Vooral het besef van de specifieke tijd waarin dingen hebben plaatsgevonden
is scherp. En zolang het me lukt de geur van Multiplex te onderdrukken
zijn die kleren van de keizer best mooi. Vooral omdat er weer eens een
risico is genomen. Het is een letterlijke verademing, deze reanimatie
van het museum als plek waar meer mag gebeuren dan het faciliteren en
keurmerken van beproefde expositieformules. We moeten niet vergeten dat
de overzichtstentoonstelling, naast de vaste collectie, de slagader is
van de museumindustrie. En die slagader is hier blootgelegd. Keizer Boymans
Van Beuningen voegt een extra hoofdstuk aan het sprookje toe en vraagt
ons, nadat het lachen verstomd is, hem nog steeds lief te hebben en te
eren, juist omdat hij dapper genoeg is in complete naaktheid aan ons te
verschijnen.
^Arne Hendriks
ANGST & RUIMTE
Groepsportretten 2004 (GP04), 11 /11/04, project presentatie op vier
lokaties in Rotterdam en een boekpresentatie en debat in Witte de With.
Aan de hand van de vraagstelling in hoeverre men eigenlijk nog bereid
is risico's te nemen in een samenleving die wordt geterroriseerd door
angst, hadden enkele groepen jonge ontwerpers hun visies geformuleerd.
Hieraan was op bijzonder genereuse wijze gestalte gegeven. Een touringcar
bracht de bezoekers op comfortabele wijze naar de diverse locaties. Tijdens
de rit mocht vrijuit worden gesproken en gelachen, er werd niets gecontroleerd.
Op het Deliplein in Katendrecht hing nog de geur van melk & honing.
Onder het goedkeurend oog van een aantal—waarschijnlijk ingehuurde—hangjongeren,
werden alle busreizigers op het plein door een gangetje van open- en dichtgaande
deuren geleid, om vervolgens op de eerste verdieping van een leegstaand
havengebouw te worden toegelaten tot het informele domein van gescheiden
eten & drinken. Drank en eten was er goed en in ruime mate aanwezig.
Vanuit de feestelijk ingerichte ruimte was er uitzicht op de Maas, er
waren bekenden en het was er beslist gezellig. De groep Dus had zodoende
een herkenbare en gemoedelijke sfeer weten te creëren. Enkele kilometers
noordelijker en twee uur later organiseerde de groep Shine 5.0 een geblinddoekte
wandeling langs tweedehands topstukken uit de meubelcollectie van Design
Dock, culminerend in de onthulling van een videobeam op een uitvergroot
opblaasbaar tv-toestel. Projectie en toestelformaat leken niet met elkaar
in overeenstemming. Op de video werd een schichtig en nerveus om zich
heen kijkende vrouw bespied, terwijl ze zich onhandig omkleedde in de
voortuin van een rijtjeshuis. Om van de schrik te bekomen kregen de gasten
coctails aangeboden. Ter afsluiting trakteerde een vj in Off_Corso de
discotheekbezoeker op een vervaarlijk klinkende reis langs beeldstatistieken
en videocollages, die de maatschappelijke angstgevoelens vanuit een techno-economisch
standpunt probeerden te verklaren. In een ritme van herhaalde informatie
liet de show zich bijna lezen als een plaatjesboek. 11/12 was voorbij.
Niets aan de hand, iedereen was er zonder kleerscheuren vanaf gekomen.
^Lauran Schijvens, kunstenaar/ontwerper
meer over groepsportretten: www.gp04.nl
|

Maria Lind, München
All sensations are good
as long as we don’t try to reduce them to action. An action
is a sensation that was thrown away. Act on the inside, using only
the hands of your spirit to pluck flowers on life’s periphery.
Fight against the mental slavery represented by the association of
ideas. Learn not to associate ideas but to break your soul into pieces
instead. Learn how to experience sensations simultaneously, to scatter
your spirit through your own scattered self. We are completely and
dynamically indifferent to social and political life. However much
they interest us, they interest us only as things on which to build
fleeting theories and irrelevant hypotheses.
(Alexander Search)
as scene*,
as heard*,
10, 11, 12/04,
* Peter Schlesinger’s ceramics at flower shop Brutto Gusto in
Rotterdam.
* the marvel of Flemish Baroque i.e. the Church of St.Carolus Borromeus
in Antwerp.
* Mai Shirato’s installation ‘the relation of object of
human’, in her Duende studio in Rotterdam.
* and Isozaki Michiyoshi performing in a suit made of cleaning rags,
in his studio at Duende.
* a small group of red floral paintings by Daan van Golden as seen
a year prior in an Antwerp gallery.
* a portrait/silhouette of a girl by Erik van Lieshout in the same
local group show in Rotterdam where I see Daan van Golden’s
paintings.
* Jannes Linders photographing the interior of Marcel Breuer’s
Bijenkorf, a department store in Rotterdam.
* a large selection of Marcel Breuer furniture, mainly chairs, in
a show in Bruxelles.
* a chair with an over-all floral pattern by Lily van der Stokker,
produced and displayed by Vivid, Rotterdam.
* a charming performance by Joel Gibb and (his) ‘the Hidden
Cameras’ (no after) in a pub in Rotterdam.
* an interpretation of Boito’s ‘Mefistofle’ with
vintage based costumes by Paul Brown for de Nederlandse Opera in Amsterdam.
* Jan Pieter Veth’s ‘portrait of his three sisters’
and Hubert van Ravenstein’s ‘still-life with two cabbages,
in Rijksmuseum Dordrecht.
* a denim two piece (top: ‘Lee’ bottom: ‘Wrangler’)
sparklingly costumised by Yves Saint Laurant for Sylvie Vartan in
the seventies, on show at Musée Galiera, Paris.
* l’homme au Gant by Titian at le Louvre in Paris.
* The ‘Brasilian Paintings’ by Frans Post given by Prins
Maurits to Louis the 14th in 1678, at le Louvre in Paris.
* a choice from Menil de Rothschild’s collection of prints and
drawings also at le Louvre in Paris.
* ‘the Album Leaf’ from San Diego and (with earplugs)
‘the Helio Sequence’, as
double bill in a pub in Rotterdam.
* 3 out of the 32 known Vermeers, and interesting Pieter de Hoogh
drawings
in Boijmans van Beuningen, Rotterdam.
* Vincent Fecteau’s mysterious sculptures at Van Abbe Museum
in Eindhoven (a Dennis Cooper novel character is based on VF).
* Paul de Jong play cello in the cemetery of Crooswijk as part of
a project by Jeanne van Heeswijk (after).
* probably the best crooner around in London right now, Peven Everett,
performing in a pub in Rotterdam (after).
* Frank Bruggeman’s ‘blue period’ showroom-pieces
at galerie Binnen in Amsterdam.
* a positively hilarious
‘Soft Pink Thruth’ (half of ‘Matmos’) performing
at Paradiso, Amsterdam (no after).
* lustre and ceramics by Bertjan Pot at Brutto Gusto, Rotterdam.
* a very convincing (no band, just piano or guitar by him) Rufus Wainwright,
a double bill with Josh Ritter at Botanique in Bruxelles.
* Tom de Peking’s visuals at his party for Pulp in Paris.
* La Bourette shows me her court métrage entitled ‘Roberte
Molinier’.
* La Bourette citing a John Giorno poem on the metro
to me while on our way to John Giorno reading his poetry (and in fact
that same poem) in a new space ‘très art contemporain’
on the canal St Martin.
* Patrick Vidal mix at the Rex in Paris.
...late-night supper at Bofinger Paris; Champagne, Gewürtztraminer,
Cioran paperback...
* jaded beer drinking and smoking band ‘the Delgados’
in a Rotterdam basement.
* a show of lots of ‘nothing’ and suggested spaces by
the darling of the lost
generation international curator’s crowd Rirkrit Tiravanija
at Boijmans van Beuningen.
* an overdose of cinèma (Pier Paolo Pasolini, Chris Marker,
Werner Herzog, Bruce laBruce) in a laptop, in a bed.
* a golden Bee Brooch from the archaic period as found in the cult
center run by women, the Ionian city of Ephèse, Artemision,
at Bozart in Bruxelles where the Turkish are showing off some stunning
arte-facts.
* After seeing the Carl Fabritius show at Mauritshuis the Hague find
a Frans Post ‘Brasilian painting’ there on display upstairs,
a lot smaller then the series at le Louvre.
* Milou van Ham’s graphics to accompany 16th century master
drawings at Boijmans Rotterdam.
* Christophe Chemin is over from Berlin to show me the final version
of his court métrage ‘the Gold Room’, dedicated
to me,
^Sico Carlier, Rotterdam, 10|12|04
Jeremy Deller wins the Turner Prize
2004
Turner Prize, Tate Britain, 20 october–28 december. The
four shortlisted artists: Kutlug Ataman | Jeremy Deller | Langlands
& Bell | Yinka Shonibare. This year the jury consists of:
Catherine David, Adrian Searle, Robert Taylor, David Thorp, and
Nicholas Serota, Director of Tate and Chairman of the Jury.
The Turner Prize is the UK’s annual award for outstanding
contribution to contemporary art. Its purpose is to honour the
achievements of an artist under 50, living and working in the
UK. This year the prize money has doubled to £40,000; it
comes from Gordon’s gin as part of a three-year sponsorship,
and as usual there’s an excessive amount of (often negative)
media attention. This year’s selection departs from previous
years; the jury has chosen work exemplifying how artist’s
practices are engaging with issues informing the present geopolitical
climate on a global and local scale. This is a welcome development,
but begs the question why has it taken so long for the Jurors
of the Turner Prize to recognize such practices? These approaches
are hardly new, and have not suddenly appeared in the past year.
The first room shows several projects by Jeremy Deller, whose
practice primarily involves the initiation of events, publications
and interventions rooted in a kind of popular social anthropology.
The most recent work he presents is a series of photographs, showing
a variety of memorials he has made and commissioned to key individuals
and events in recent history, including an official bench near
Beatles' manager Brian Epstein’s house in Belgravia, and
a road sign to commemorate the death of a cyclist. In contrast,
on the facing wall is a work originally produced as a print in
1997 entitled The History of The World, which has been rendered
as a massive wall drawing. It illustrates a handwritten flowchart
(white on black background) that traces a subjective lineage between
the Acid House music scene of the late 1980s and the brass bands
associated with coalmines; both being collective expressions of
the working class. In the centre of the room a large reading table
with literature relating to the works on show is striking for
the lack of people paying attention to it. There’s an interesting
array of titles, ranging from Mathew Collin’s Agony and
Ecstasy, an analysis of rave culture since the late 1980s, to
last years report on the circumstances surrounding the suspicious
death of Dr David Kelly, the UK's premier microbiologist who was
at the centre of a political maelstrom regarding information Tony
Blair’s government used to justify invading Iraq. As part
of his presentation, Deller has also set up a series of ‘Weekend
Residencies’ for specialists on subjects relating to his
installation. The weekend of my visit it is Dave Douglass, Labour
Movement Historian and veteran of the 1984-5 Miners’ Strike,
who is present to talk to visitors informally about his experiences
and enthusiasms. Deller is also present, dutifully helping Mr
Douglass settle in, and assisting him setting up a miner’s
banner to add to the existing display of work.
Kutlug Ataman has pursued dual careers both as an artist and as
a filmmaker. His work investigates political and social themes
by documenting specific personal experiences of his subjects.
Ataman does not use the language, structure or technique of film
making in his art practice. Instead he chooses to use single point,
handheld video with minimal editing, to explore the social and
personal histories of individuals affected by trauma, or, who
are dislocated from their given social context, through their
interests or behavioural preferences. Ataman’s work has
more in common with the immediacy of home videos than with the
laboured process of filmmaking. They represent various processes
by which individuals reinvent themselves, and thus, the conforming
pressures of society are put into stark contrast with individual
histories. The choice of subjects and the oral tradition of story
telling highlight his intentions: to show that identity is given
by society. In the process, Ataman creates an exchange between
fiction and documentary. He is the only artist in this year’s
Turner Prize who has chosen to show a single work - Twelve (2003),
a six-screen video and sound installation. Human size vertical
screens are placed randomly in the space, with images of six different
storytellers projected onto them. Made in response to the current
situation of uncertainty and conflict throughout the Middle East,
each video documents stories told by six people from an Arab community
in southeast Turkey that believes in reincarnation. Only those
who have suffered violent or untimely deaths remember their past
lives, as such, the protagonists in Twelve tell of the impact
their past life has had on their present circumstances. Their
stories (told in Arabic with English subtitles) are arresting
if not for the alienating circumstances they find themselves in
with memories of children from past lives now their own age, but
also for the straightforward and basic way in which the stories
unfold. From time to time, shadows pass over the life size projections
as visitors meander around the installation, giving a strange
reflexivity to the work. In this sense Ataman’s contribution
to the Turner Prize inadvertently benefits from the overwhelming
amount of visitors to the exhibition.
^Jason Coburn
VS
5 t/m7 november, 30 kunstenaars uit binnen– en buitenland
presenteren werk in Kunstruimte de Vrije Schuur, een initiatief
van kunstenaar Arnold Schalks. Bloklandstraat 151a, Rotterdam
Noord.
De kunstruimte is een schuurtje van de Gamma, en beschikt
over 17 m2 schuur-wandoppervlak, en 21 m2 betegeld tuinoppervlak.
De vergelijking dringt zich op met Holland Tunnel, een pre-fab
schuurtje van Home Depot (zeg maar Gamma), in Williamsburg
NYC. Holland Tunnel is de kleinste galerie in New York en
is in 1997 opgericht door de Nederlandse kunstenaar Paulien
Lethen. Waarom ik dit schrijf is omdat ik mogelijkheden zie
voor een uitwisseling.
De tentoonstelling heeft 8mm filmpjes, video’s, foto’s,
tekeningen, objecten, geluidswerken, en kleine installaties.
VS staat voor Vrije Schuur én voor de US. De kunstenaars
zijn vrij om hierop te associëren en een positie in te
nemen. De werken zijn bijna allemaal prachtig, lief en onschuldig.
Ondanks het actuele thema, de VS, voel ik zo verdomde weinig
weerstand, ik zie zo weinig politieke stellingname. Misschien
past spierballenkunst hier niet.
Het initiatief is geweldig, omdat het een andere kant van
de geprofessionaliseerde kunstpraktijk laat zien, maar we
willen toch meer dan geweldig en leuk. Egied Simons maakte
een prachtig werk, voor ons en de katten die in de tuin rondzwerven.
Hij zaagde een hoek uit het schuurtje en plaatste er een glazen
bak met twee muizen erin; Kat vs Muis... Wij vs Zij... US
vs Them’.
Volgende keer graag een solo, Arnold, dat is belangrijk, dan
kunnen we zien wat de kwaliteit is van de Vrije Schuur, dat
zet de boel op scherp.
Schuurpapier No.1, gids bij de tentoonstelling VS kan als
pdf.document worden verkregen door een e-mail te sturen naar
de.vs@planet.nl
De Vrije Schuur: http://home.wxs.nl/~arnosch/vs.home.html
Holland Tunnel: http://mysite.verizon.net

^RH
Colophon
Fucking Good Art HQ Rotterdam | Berlin | Zurich
Artists/editors Robert Hamelijnck and Nienke Terpsma
Collective always working with a changing collective of makers and thinkers
Fucking Good Art is a travelling artists’ magazine or editorial project for research in-and-through art by Dutch artists and non-academic free-style researchers Robert Hamelijnck and Nienke Terpsma.
Fields of interest are: oral history, anthropology, documentary, investigative art and journalism, counter- and subcultures, anarchism and resistance, DIY self-organisation and DIT do-it-together strategies, and models outside the art market.
The first issue was published in December 2003.
English translation and copy editing Gerard Forde
Webdesign catalogtree.net
Co-publishers Fucking Good Art, edition Fink (Zurich), post editions (Rotterdam), and NERO (Rome)
Distribution MOTTO and Idea Books
Available in bookshops around the world and via our website
^
|